3.5 - Installeren van de onderdelen van de automatisering
AANBEVELINGEN
• Een onjuiste installatie kan ernstig letsel toebrengen aan de per-
sonen die het werk verrichten en aan de personen die de installatie
zullen gebruiken.
• Alvorens met de montage van de automatisering te begin-
nen dient u de voorafgaande controles uit de paragrafen "3.2 -
Geschiktheid van de omgeving en van de te automatiseren poort"
en "3.3 - Gebruikslimieten van het product" uit te voeren.
• Zorg voor één of meer kabelmantels voor het doorvoeren van de
elektriciteitskabels.
Bevestiging van de funderingsplaat
BELANGRIJK! – Als de poort meer dan 200 kg weegt of in niet ade-
quate condities wordt gebruikt, is het verplicht een funderingsplaat
aan te brengen die volledig in het cement moet zitten.
Om de funderingsplaat aan de grond te bevestigen kunt u op twee manie-
ren te werk gaan:
a) als er een reeds bestaande cementbasis is: het is voldoende de plaat
op de basis te plaatsen, in de juiste positie, en hem vast te zetten met
speciale schroeven voor cement (afb. 4).
b) als er geen cementbasis is: bevestig de plaat in het cement met behulp
van de 2 verankeringsbouten die op de plaat zitten (afb. 5). Om de plaat te
bevestigen gaat u als volgt te werk:
01. stort het cement in de put en laat hierbij de buizen voor de elektrici-
teitskabels naar buiten uitsteken;
02. terwijl het cement nog vloeibaar is, de plaat erin plaatsen en deze over
zijn hele dikte laten uitsteken.
Installatie van de reductiemotor
01. Verwijder het deksel van de reductiemotor door met een schroeven-
draaier de schroeven aan de zijkanten los te draaien (afb. 6). Opmer-
king – Het wordt aangeraden de reductiemotor zonder deksel te
laten tot alle installatie- en programmeringswerkzaamheden voltooid
zijn.
02. Plaats de reductiemotor op de funderingsplaat en zet hem vast met
de bijgeleverde inbusschroeven (afb. 7).
03. Ontgrendel de reductiemotor met de daarvoor bestemde sleutel (zie
de paragraaf "Handmatig vergrendelen of ontgrendelen van de reduc-
tiemotor" van de "Gebruikshandleiding").
04. Breng de vleugel van de poort met de hand in de stand voor maxi-
male Opening en, plaats het eerste stuk tandheugel boven het rond-
sel van de reductiemotor (afb. 8). Belangrijk:- de totale lengte van
de tandheugel moet gelijk zijn aan de lengte van de vleugel van de
poort; - de afstand tussen het rondsel en de tandheugel moet circa
1-2 mm bedragen, om te voorkomen dat het gewicht van de vleugel
op de reductiemotor kan rusten.
05. Bevestig op dit punt de tandheugel op de vleugel (zie de instructie-
handleiding van de tandheugel).
06. Verplaats de vleugel met de hand om de andere stukken tandheugel
te bevestigen: gebruik als referentiepunt het rondsel en gebruik een
waterpas om ieder stuk tandheugel horizontaal en perfect uitgelijnd
met het op het rondsel rustende uiteinde te plaatsen. Opmerking –
Om te stukken tandheugel provisorisch aan de vleugel vast te zetten,
kunt u klemmen gebruiken zoals te zien is op afb. 9.
Waarschuwing – In het geval dat de door de tandheugel toegelaten
regeling niet voldoende is, is het mogelijk de hoogte van de reductie-
motor af te stellen met behulp van de 2 inbusschroeven.
07. De tandheugel mag niet uitsteken ten opzichte van de vleugel van de
poort, het overtollige stuk ervan zonodig afsnijden.
08. Voer handmatig enige Openings- en Sluitmanoeuvres van de poort
uit om te controleren of de tandheugel over zijn hele lengte gelijkmatig
over het rondsel loopt. Controleer bovendien of de afstand tussen
rondsel en tandheugel circa 1-2 mm bedraagt.
09. Draai op dit punt de 2 inbusschroeven stevig vast.
10. Plaats de twee eindpositiebeugels bij benadering op de tandheugel
(afb. 10) en verplaats de poort met de hand terwijl u de beugels defi-
nitief vastzet .
11. Ga als volgt te werk om de eindpositiebeugel te bevestigen:
a) breng de poort handmatig in de Openingspositie en laat hierbij een
afstand van minstens 2-3 cm tot de mechanische stop over.
b) verschuif de eindpositiebeugel op de tandheugel, in de Openings-
richting, tot de eindschakelaar in werking treedt. Verplaats de beugel
vervolgens nog 2 cm verder en blokkeer hem tot slot op de tandheu-
gel met de bijgeleverde schroeven.
c) doe hetzelfde om de eindpositiebeugel voor de Sluitbeweging te
bevestigen.
12. Tot slot, blokkeert u de reductiemotor met de hiervoor bestemde
sleutel (zie het hoofdstuk "Handmatig vergrendelen of ontgrendelen
van de reductiemotor").
4
ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
Op dit punt is het, na de reductiemotor en de bedieningsinrichtingen
(sleutelschakelaar of drukknoppenpanelen) en veiligheidsinrichtingen
(noodstop, fotocellen, contactlijsten, knipperlicht) te hebben geïnstalleerd
mogelijk de elektrische aansluitingen tot stand te brengen, zie hiervoor de
volgende paragrafen en het voorbeeld van afb. 11-11a.
De besturingseenheid biedt een aantal functies die geselecteerd kunnen
worden met behulp van dip-switches (minischakelaars) en afstellingen die
uitgevoerd kunnen worden met behulp van trimmers (afb. 12).
De led's van de ingangen (afb. 12) signaleren de werkingsstatus van de
onderdelen van de automatisering; de Led "OK" (afb. 12), daarentegen
signaleert dat de besturingseenheid zelf goed werkt. In de besturingseen-
heid zit bovendien een ingebouwde multicode radio-ontvanger.
Onderdelen van de besturingseenheid (afb. 12).
a - Klemmenbord voor antenne
b - Dip-switch voor functieselectie
c - Drukknop radio
d - Trimmer voor afstelling Werktijd (TL)
e - Trimmer voor afstelling Pauzetijd (TP)
f - Klemmenbord ingangen / uitgangen voor besturing
g - Ingangsconnector van de eindschakelaars
h - Klemmenbord uitgang knipperlicht / gebruikerslicht
i - Connector condensator
l - Uitgangsconnector stroomtoevoer motor
m - Klemmenbord voeding
n - Led signalering radio
o - Laagspanningszekering (315 mA F)
p -Trimmer voor afstelling van de kracht (F)
q - Led "OK"
r - Transformator
s - Lijnzekering (5A F)
– Om gevaarlijke situaties te voorkomen mag de besturingseenheid
gedurende de aansluitwerkzaamheden niet onder stroom staan.
– Een verkeerde aansluiting kan storingen of gevaarlijke situaties
veroorzaken; u dient daarom de aangegeven aansluiting nauwge-
zet aan te houden.
– Er bestaan precieze normen die strikt in acht genomen moeten
worden en die zowel betrekking hebben op de veiligheid van elek-
trische systemen als op automatische poorten.
Breng de benodigde aansluitingen tot stand volgens het schema van afb.
12 en de aanwijzingen uit de paragraaf "Beschrijving van de elektrische
aansluitingen".
Om de elektrische veiligheid en een goede werking van de automatisering
te waarborgen, dient u een aardverbinding te maken op de klem die is
aangegeven op afb. 12.
Beschrijving van de elektrische aansluitingen
Hieronder volgt een beschrijving van de mogelijke aansluitingen van de
besturingseenheid voor de bedienings- en veiligheidsinrichtingen:
Klemmen
Functie
1 - 2 - 3
Stroomtoevoer
4 - 5
Knipperlicht
8 - 9
24 Vac
9
Gemeenschappelijk Gemeenschappelijk voor alle ingangen
10
Alt
11
Foto
12
Stap-voor-stap
1
Antenne +
2
Antenne massa
Aanbevelingen:
– De ingangen van de contacten van het type NC (normaal gesloten) moe-
ten, indien ze niet gebruikt worden, "overbrugd" worden met een gelei-
dingsbrug en, als het meer dan één ingang betreft, onderling in SERIE
worden geschakeld;
– De ingangen van de contacten van het type NO (normaal geopend) moe-
ten, indien ze niet gebruikt worden, vrij worden gelaten en, als het meer
dan één ingang betreft, onderling PARALLEL worden geschakeld.
LET OP!
Beschrijving
Netvoedingsleiding
Uitgang voor aansluiting van het
knipperlicht op netspanning (max. 40 W)
Stroomtoevoer gebruikers 24 Vac +/-
25% (max. 150 mA)
Ingang met functie "Halt"
(stop en korte omkering)
Ingang voor veiligheidsinrichtingen
Ingang voor cyclische beweging (PP)
("Open" – "Stop" – "Sluit" – "Stop")
Ingang voor antenne radio-ontvanger
Ingang voor antenne radio-ontvanger
Nederlands – 3