2.2 GEBRUIK VAN DE TRAMPOLINE
EERST dient u vertrouwd te raken met de trampoline en dient u te ervaren hoeveel
vering elke sprong veroorzaakt. De aandacht dient hierbij vooral te liggen op de
lichaamshouding en de techniek totdat elke oefening gemakkelijk en gecontroleerd
kan worden uitgevoerd.
SALTO'S: MAAK GEEN salto's (achterover of voorover) op deze trampo-
line. Als u bij het uitvoeren van een salto een fout maakt, kunt u op uw
hoofd of nek terecht komen. Hierdoor vergroot u de kans dat u uw nek of
rug breekt, waardoor u kunt overlijden of verlamd kunt raken.
VREEMDE VOORWERPEN: Gebruik de trampoline niet als er zich hu-
isdieren, andere mensen of voorwerpen onder de trampoline bevinden.
Hierdoor wordt de kans op letsel vergroot. Houdt GEEN voorwerpen in de
hand en plaats GEEN voorwerpen op de trampoline als deze wordt ge-
bruikt. Plaats de trampoline NIET onder overhangende voorwerpen zoals
boomtakken, draden, etc. omdat deze de kans op letsel verhogen.
SLECHT ONDERHOUD VAN DE TRAMPOLINE: Een trampoline in
slechte staat vergroot de kans op letsel. Inspecteer de trampoline voor elk
gebruik op verbogen stalen buizen, scheuren in de mat, losse of gebroken
veren en de algehele stabiliteit van de trampoline.
TOEGANG BEPERKEN: Sluit altijd het veiligheidsnet wanneer de tram-
poline niet wordt gebruikt, om te voorkomen dat kinderen zonder toezicht
op de trampoline kunnen spelen.
•
VOORDAT U PROBEERT HOOG TE SPRINGEN dient u
de stoptechniek te leren omdat u daarmee letsel kunt
voorkomen als u voelt dat u de sprongen niet meer
onder controle hebt.
•
Bij het landen op de mat moeten de knieën gebogen
zijn zodat ze de vering van de mat stoppen en ab-
sorberen. De positie is links aangegeven. De armen
worden gestrekt gehouden voor een beter evenwicht.
•
Deze vaardigheid wordt gebruikt wanneer de tram-
polinegebruiker wil stoppen met springen vanwege
vermoeidheid, controleverlies, etc.
43