Instelling
METING
BELICH-
TING-BRAC-
KET
AF-GEBIED
AF-LAMP
284 van 434
Pictogram
Met deze functie stelt u in waar de lichtmetingen voor de foto- of
video-opname zullen plaatsvinden.
Kiest een belichting op basis van de meetresulta-
ten van meerdere plaatsen in het beeldveld.
Het licht wordt gemeten over het gehele beeld-
veld, maar de waarden rond het midden tellen
zwaarder.
Kiest een belichting op basis van een enkel mee-
tresultaat in het midden van het beeldveld.
Met deze functie kan een serie foto's worden gemaakt met verschil-
lende belichtingscorrecties. Bij een belichtingsreeks wordt een serie
van 3 opnamen gemaakt in de volgorde: standaardbelichting, on-
derbelichting en overbelichting.
Uit
±0,3
Diafragmawaarde
±0.7
Diafragmawaarde
±1.0
Diafragmawaarde
Hier kunt u het autofocusgebied (AF) kiezen.
De camera herkent automatisch gezichten.
Er wordt een breed bereik scherp ingesteld.
Het centrale deel wordt scherp ingesteld.
De camera stelt automatisch scherp op het bewe-
gende object en houdt de instelling vast op dat
object.
Hier kunt u de AF-lamp op automatisch (AUTO) instellen of de AF-
lamp uitschakelen (UIT).
Betekenis