Instelling
De functie voor het retoucheren van gezichten kan worden gebruikt
bij opnamen die zijn gemaakt met gezichtsherkenning.
GEZICHT
U heeft de volgende mogelijkheden om instellingen in telkens 4 fa-
RETOUCHE-
sen te wijzigen:
REN
EGALISEREN, HELDER MAAKEN, GROTERE OGEN.
Selecteer OPSLAAN om de instellingen op te slaan.
11. Het moduswiel
Door aan het moduswiel te draaien kunt u kiezen uit 8 opnamemodi, waaronder Aange-
paste scène, Opnamemodus, Panorama, Kunsteffect, Handmatige belichtigsinstelling,
diafragma-instelling, Sluiterinstelling en Programma. Wanneer u één maal aan het mo-
duswiel draait, wordt de geselecteerde modus zelfs in de weergavemodus of tijdens de
video-opname meteen automatisch opgeroepen.
In de scènemodus UEP kunt u kiezen uit verschillende opnamesituaties om een beter
resultaat te verkrijgen bij de gewenste scène.
De volgende functies zijn beschikbaar:
Pictogram
AANGEPASTE SCÈNE
SCN
OPNAMEMODUS
ART
KUNSTEFFECT
Pictogram
Modus
PANORAMA
Betekenis
Beschrijving
De camera analyseert de opnamesituatie
en schakelt automatisch naar de passende
scènemodus (zie Pagina 297).
Voor bepaalde opnamesituaties of motie-
ven kunt u vooraf ingestelde opnamemo-
di selecteren waarin een voorgeprogram-
meerde automatische instelling gebruikt
wordt (zie Pagina 298).
Met deze functie kun u een panoramafoto
maken door uw camera horizontaal of ver-
ticaal te bewegen.
Bij deze functie worden verschillende crea-
tieve effecten op de opnamen toegepast.
DE
EN
NL
FR
295 van 434