4. Draai na het afvoeren de inlaat-/uitlaatleiding los en
verwijder deze van het apparaat, anders zal er sifonage
optreden. Zelfs na het afvoeren, zal er nog water uit het
apparaat stromen.
5. Zelfs als de afvoerfunctie van het apparaat wordt gebruikt
om het water in het reservoir af te voeren, kan niet al het
water niet worden afgevoerd. Zorg er aldus voor dat
tijdens het verplaatsen, dragen en opslaan, het apparaat
rechtop staat en niet wordt gekanteld. Wanneer het
apparaat wordt gekanteld, schakel het apparaat niet
onmiddellijk in. Wacht een bepaalde periode en schakel
het apparaat pas in wanneer het water volledig is
verdampt.
6. Houd rekening met de temperatuur van het water in het
waterreservoir alvorens het water af te voeren. Water in
het reservoir moet worden afgevoerd bij een temperatuur
boven 18℃. Als de temperatuur lager is dan 18℃,
gebruik
watertemperatuur te verhogen voordat het water wordt
afgevoerd. Zo niet, kan er ijs in het waterreservoir het
afvoeren van het water beletten of kan het waterreservoir
niet volledig worden geleegd.
7. Opmerking: Na inschakeling van het apparaat in om het
even welke modus, zal de interne ventilator eerst 30
seconden draaien en daarna zal het apparaat werken in
de modus die u hebt ingesteld.
dan
de
warmte-opslagfunctie
- 213 -
om
de