7. Functiecontrole
7.1
Termijnen
Voer ten minste elke 6 maanden een
functiecontrole uit op het apparaat.
Wanneer u fouten vaststelt bij de functie-
controle, mag u de SOMNOvent S niet meer
toepassen totdat de fouten zijn verholpen.
7.2
Uitvoering
1. Monteer de SOMNOvent S bedrijfsklaar
met slangensysteem
systeem
, en netaansluitkabel
13
2. Sluit de opening van het
uitademsysteem bijvoorbeeld met de
duim of met de hand.
3. Druk op de aan/uitschakeltoets
het apparaat in te schakelen.
4. Wanneer de softstart ingeschakeld is,
drukt u kort op de softstarttoets
de softstart uit te schakelen.
5. Let nu op het display.
Na enkele seconden wordt het druk-
niveau omgeschakeld. Vergelijk na een
paar cycli de weergegeven IPAP- en
EPAP-drukken met de voorgeschreven
waarden. De afwijking mag maximaal
±1 mbar bedragen.
6. Druk op de softstarttoets
softstart in te schakelen.
De softstartindicatie
display
toont de softstartduur.
17
, uitadem-
12
.
3
om
24
om
25
om de
25
verschijnt en he
16
7. Controllo funzionale
7.1
Intervalli di
manutenzione
Sottoporre l'apparecchio a un controllo
funzionale almeno ogni 6 mesi.
Se durante il controllo funzionale vengono
individuate delle anomalie, non utilizzare
SOMNOvent S prima di averle eliminate.
7.2
Esecuzione
1.
Approntare SOMNOvent S per il
funzionamento montando il tubo
flessibile
, l'espiratore
12
alimentazione
2.
Chiudere l'apertura dell'espiratore, ad
esempio con il pollice o con la mano.
3.
Premere il tasto ON/OFF
accendere l'apparecchio.
4.
Se l'avvio docile è inserito, premere
brevemente il tasto di avvio docile
per disinserirlo.
5.
Osservare il display.
Dopo alcuni secondi viene raggiunto il
livello di pressione impostato. Dopo
alcuni cicli, confrontare le pressioni IPAP
ed EPAP indicate con i valori prescritti.
La differenza può essere di max.
±1 mbar.
6.
Premere quindi il tasto
l'avvio docile.
Compare l'indicazione dell'avvio docile
e il display a cristalli liquidi
16
visualizza il tempo.
e il cavo di
13
.
3
per
24
per inserire
25
ne
17
NL
IT
25
63