707 47 0030.A3
03.03.2010
10 Flitstechnieken
10.1 Indirect flitsen
Door indirect te flitsen wordt het onderwerp zachter verlicht en vermindert de
duidelijke schaduwwerking. Bovendien wordt natuurkundig bepaalde lichtafval
van voor- tot achtergrond gereduceerd.
Voor indirect flitsen kan de hoofdreflector
worden gezwenkt. Druk daarvoor op de ontgrendelknop
dreflector
. Om kleurzwemen in de opnamen te vermijden moet het reflecteren-
de vlak liefst neutraal van kleur, c.q. wit zijn. Voor een frontale opheldering kan
extra de hulpreflector
in het menu 'Select' worden geactiveerd (zie 7.8).
Bij verticaal zwenken van de hoofdreflector moet u er op letten, dat hji
voldoende gezwenkt wordt, zodat er geen direct licht op het onderwerp
kan vallen. Zwenk dus minstens tot de 60° klikstand.
Bij het indirect flitsen wordt de hoofdreflector
(AZoom; zie 6.2) naar een daarvoor optimale stand gestuurd. In het display ver-
schijnt geen aanduiding van de reikwijdte van het flitslicht of voor de stand van
de reflector.
10.2 Indirect flitsen met de reflecterende kaart
Door indirect te flitsen met de ingebouwde reflectorkaart
als volgt spitslichtjes in de ogen worden verkregen:
• Zwenk de reflectorkop 90° naar boven;
• trek de reflectorkaart
samen met de groothoekdiffusor
reflectorkop naar voren;
• houd de reflecterende kaart
de reflectorkop.
All manuals and user guides at all-guides.com
13:03 Uhr
Seite 79
van de flitser horizontaal en verticaal
en zwenk de hoof-
bij de autozoom-functie
kunnen bij personen
boven uit de
vast en schuif de groothoekdiffusor
10.3 Indirect flitsen met de hulpreflector
Bij gezwenkte hoofdreflector
onderwerp de hulpreflector
Het gebruiken van de hulpreflector
de hoofdreflector
gezwenkt is. Als de hoofdreflector niet gezwenkt is, wordt
de hulpreflector bij de opname niet ontstoken.
Is de hoeveelheid licht vanuit de hulpreflector te groot, dan kan deze via het
menu 'Select' tot 1/2 worden verminderd (zie 7.7).
De hulpreflector wordt door de functies stroboscoop, instellicht ML en
remote niet ondersteund! De hulpreflector geeft geen licht af, als de hoof-
dreflector in zijn normale stand staat of naar beneden gezwenkt wordt.
10.4 Dichtbijopnamen / macro-opnamen
In het dichtbijbereik en bij macro-opnamen kan door de parallaxfout tussen flit-
ser en objectief aan de onderrand van het beeld het onderwerp afgeschaduwd
worden. Om dit te vermijden kan de hoofdreflector met een hoek van
-7° naar beneden worden gezwenkt. Druk daarvoor op de ontgrendelknop
van de reflector en zwenk hem naar beneden.
Is de hoofdreflector naar beneden gezwenkt dan wordt dat in het display
aangegeven met "TILT". De hulpreflector wordt hierbij niet ondersteund en
flitst niet mee..
Bij opnamen in het dichtbijbereik moet u er op letten, dat een bepaalde minim-
umafstand aangehouden moet worden om overbelichting te vermijden.
De minimale flitsafstand bedraagt ong. 10% van de in het LC-display
aangegeven reikwijdte. Let er ook op, dat bij dichtbijopnamen het flits-
licht niet door het objectief afgeschermd wordt!
terug in
kan als extra voor frontale opheldering van het
via het menu 'Select' worden geactiveerd (zie 7.7).
is in principe alleen zinvol en mogelijk als
79