Nederlands
M
ONTAGE VAN DE UNIT
Monteer de unit met schroeven of bouten via de vier montagegaten in de bodem.
Verzeker u ervan dat de unit wordt gemonteerd op een vlak, stevig verticaal
oppervlak, zodat de bodem niet buigt of vervormt wanneer de
montagebouten/schroeven worden vastgedraaid.
A
-
ANSLUITEN VAN HET DATA
INTERFACE OP HET CONTROLEPANEEL
Zie de installatiehandleiding van het Advisor Master-controlepaneel voor
instructies.
A
: 5
ANSLUITINGEN
MM STEKKER OP SCHROEFGATEN
Power
Aansluiting van de 23 V AC voeding vanuit de transformator.
Earth
Aardleidingen van alle apparaten moeten op één
systeemaarde aangesloten worden. Zie voor meer details de
installatiehandleiding van het Advisor Master-controlepaneel.
Note
Power en batterij kabels moeten strak aangetrokken zijn om
korte circuits te voorkomen naar ieder ander gedeelte van het
systeem in het geval dat de verbinding met de kabel wordt
verbroken.
Accu
+ - aansluitingen op een 12 V/6,5 AH maximaal,
gelotenverzegelde loodaccu
12 V DC aansluiting voor voeding van de detectors, enz.;
AUX PWR
700mA maximaale stroomverbruiktsterkte.
J2
Positieve en negatieve signaalaansluitingen en
DATABUS
gemeenschappelijke 0 V naar de systeemdatabus. Remote
units kunnen maximaal 1,5 km van het Advisor Master-
controlepaneel verwijderd zijn. Zie ook de
installatiehandleiding van het Advisor Master-controlepaneel.
J2
Aansluiting voor sabotagecontacten. Kan alleen gebruikt
TAMPER
worden voor 'normaal gesloten' contacten.
'Normaal gesloten' sabotagecontact voor het voorpaneel
'Normaal gesloten' sabotagecontact voor het achterpaneel
Ingangen 1 – 8 dienen afgesloten te worden door 4k7
J4 J6 J7
eindelijnsweerstanden in de normale toestand.
J7 –
Positieve en negatieve verbindingen voor een externe 8-Ohms
SIREN
sireneluidspreker. Een 1k weerstand dient over deze
aansluitpunten te worden aangebracht als de sirene niet is
aangesloten. De sirene-output is de 16de (laatste) output die
aan het DI-adres is toegewezen, bijv. bij DI 1 zit de sirene op
output 32. Bij DI 2 zit de sirene op output 48, enz.
LED'
S
RX
De LED knippert om aan te geven dat er pollgegevens
ontvangen worden op de systeemdatabus van het Advisor
Master-controlepaneel. Als de LED niet knippert, dan is het
controlepaneel niet in bedrijf of de databus is defect (meestal
een bedradingsfout).
TX
De LED knippert om aan te geven dat het DI reageert op
pollen vanuit het Advisor Master-controlepaneel; indien de Rx-
LED wel knippert en de Tx-LED niet, dan betekent dit dat het
DI niet in het controlepaneel is geprogrammeerd voor pollen,
of dat het niet correct geadresseerd is.
A
:
ANSLUITINGEN
JUMPERS EN CONNECTOREN
J5 –
Aansluiting op de ATS1202 8-ingangen uitbreidingskaarten via
een meegeleverde 10-voudige kabel met de uitbreidingskaart.
E
/
XT I
PS
Zet dipswitch 5 van het DI op ON (Aan) indien er twee of drie
uitbreidingskaarten zijn aangesloten. Dipswitches 1-3 op de
uitbreidingskaart worden gebruikt voor het identificeren van het
uitbreidingsnummer. Zie de installatiehandleiding van de
ATS1202 voor de details
J8
+12 V DC voeding en open collector- of signaaloutput voor
aansluiting op de ATS1810, ATS1811 en ATS1820
-
OUTPUTS
outputkaarten via de 10-voudige kabel die meegeleverd is met
de outputkaart. Er zijn maximaal zestien outputs beschikbaar
met 8-voudige relais of 16-voudige open collectorkaarten, (4-
en 8/16-wegs-voudige outputkaarten kunnen niet tegelijk op
één DI gebruikt worden).
J
UMPERS
TERM
3
TST
A
, +12V
ARDE
DI
DIPSWITCH
1 - 4
Adresinstelling. Zet switches 1 – 4 OFF (Uit) om het DI uit te schakelen.
Zie ook de figuur voor de juiste adresinstellingen.
A
ON (Aan) – DI heeft 2 of 3 ATS1202 inganguitbreidingen aangesloten
(
)
op J5.
FIGUUR
OFF (Uit) – DI heeft 0 of 1 ATS1202 inganguitbreiding aangesloten op
J5.
B
ON (Aan) – ATS1811 8-voudige relaiskaart of ATS1820 16-voudige
open collectorkaart aangesloten op J8.
OFF (Uit) – geen ATS1811 of ATS1820 aangesloten op J8. Gebruik
deze instelling ook indien ATS1810 is aangesloten op J8.
CD
Niet gebruikt moeten op "OFF" staan.
I
NGANGSNUMMERING
De ATS1201 heeft 8 ingangen en kan uitgebreid worden met de ATS1202 (8
ingangen) tot maximaal 32 ingangen. Als het aantal ingangen groter is dan 16,
dan worden ingangen genomen van het volgende DI-adres; het volgende DI
adres kan dan niet meer worden gebruikt!.
Bijvoorbeeld: DI 1 heeft 24 ingangen (ingangen 17 - 40). Het volgende DI in het
systeem moet nu als DI 3 geadresseerd en gepolld worden, omdat ingangen 33
– 40 van DI 1 ontleend zijn aan DI 2.
De ongebruikte ingangsnummers in het systeem (41-48) dienen in de
ingangendatabase geprogrammeerd te worden als type 0.
O
UTPUTNUMMERING
Een DI kan maximaal 16 outputs beschikbaar hebben als relais of als open
collectors outputs. De outputnummers komen overeen met de 16
ingangsnummers die aan het DI zijn toegewezen.
I
NGANGS
Controlepaneel
DI 1
DI 2
DI 3
DI 4
DI 5
DI 6
DI 7
S
TROOMBEGRENZING
F1
F2
A
ANSLUITEN OP DE NETSPANNING
Gebruik de Netspanning Aansluit Connector voor het aansluiten van de
netspanning. Een vaste of flexibele bekabeling aansluiten op een geaarde
netspanningsaansluiting. In het geval van een vaste aansluiting plaatst men
een apparte werkschakelaar in het 220 volt net.
BELANGRIJK: Verwijder de 220V alvorens de kast te openen.
M
Zie de installatiehandleiding van het Advisor Master-controlepaneel.
Schakelt de bewaking van de netspanningsuitval uit.
-
INSTELLINGEN
-
EN OUTPUTNUMMERING
1 – 16
DI 8
17 - 32
DI 9
33 - 48
DI 10
49 - 64
DI 11
65 - 80
DI 12
81 - 96
DI 13
97 - 112
DI 14
113 - 128
DI 15
Een 1 A zekering om de "Aux" O/P te begrenzen. (
Een 3 A zekering voor het begrenzen van de stroom wanneer de unit
door de accu gevoed wordt.
ATS1201
ODEL
Data Interface
129 - 144
145 - 160
161 - 176
177 - 192
193 - 208
209 - 224
225 - 240
241 - 256
en
).
AUX PWR
SIREN
3