NL
■
Let erop dat uw kleding niet in
contact komt met benzine.
Vervang uw kleding onmiddel-
lijk wanneer benzine op uw
kleding terechtgekomen is.
■
Tank het apparaat nooit af, bij
draaiende of hete motor.
3.4 Veiligheid op de werkplek
■
Gebruik het apparaat uitslui-
tend in de buitenlucht en nooit
in afgesloten ruimten.
■
Werk enkel bij daglicht of bij
sterk kunstlicht.
■
Verwijder voor aanvang van
werkzaamheden gevaarlijke
producten en voorwerpen uit
het werkgebied, bijv. takken,
stukken glas, scherpe voor-
werpen, stukken metaal of
stenen.
■
Let daarbij op uw stabiliteit.
Vermeid natte, gladde bo-
dems.
■
Beweeg tijdens het werken
voorzichtig en langzaam.
Loop niet hard. Let op obsta-
kels.
3.5 Veiligheid van personen,
dieren en eigendommen
■
Gebruik het apparaat alleen
voor werkzaamheden waar-
voor het is bedoeld. Niet-re-
glementair gebruik kan letsel
en materiële schade veroor-
zaken.
68
■
Schakel het apparaat alleen in
als er geen personen of die-
ren in het werkgebied aanwe-
zig zijn.
■
Houd een veiligheidsafstand
aan tot personen en dieren of
schakel het apparaat uit als
personen of dieren naderen.
■
Houd de stroom van uitlaat-
gassen nooit gericht op perso-
nen of dieren, of op brandbare
producten en voorwerpen.
■
Grijp niet in het aanzuig- en
luchtfilter als de motor draait.
De draaiende onderdelen
kunnen letsel veroorzaken.
■
Schakel het apparaat altijd uit
wanneer u het niet nodig
heeft, bijv. bij het verplaatsen
naar een ander werkgebied,
bij onderhoudswerkzaamhe-
den, bij het tanken van het
benzine-oliemengsel.
■
Schakel het apparaat bij een
ongeval onmiddellijk uit om
verder letsel en materiële
schade te voorkomen.
■
Gebruik het apparaat nooit
met versleten of defecte on-
derdelen. Versleten of defecte
onderdelen kunnen ernstig
letsel veroorzaken.
■
Bewaar het apparaat buiten
het bereik van kinderen.
Veiligheidsinstructies
132, 141