1 VOOR GEBRUIK
1.1 VISUELE INSPECTIE
1.
Controleer: het buitenste masker op veroudering en beschadiging, met name
in het gebied van de gespen.
2.
Controleer: het binnenmasker op veroudering en beschadiging.
3.
Controleer: dat de klepschijven op het binnenste masker goed afsluiten.
[Fig. 1]
4.
Controleer: de gespen van het hoofdbandenstel op schade.
5.
Controleer: of de riemen van het hoofdbandenstel vrij zijn van stressscheuren
en veroudering.
6.
Controleer: het vizier op krassen die het zicht hindert en of de
vizierframehelften goed vastzitten.
7.
Controleer: of het neusblok goed vastzit. [Fig. 7]
8.
Controleer: of de verbindingsdelen van de ademhalingsklep en het
gezichtsmasker vrij zijn van schade.
9.
Controleer: de ademhalingsklep op schade en of de O-ring van de
maskerverbinding of het mondstuk stevig op zijn plaats zit.
10. Controleer: of de terugslagklepschijf in de ademhalingsklep plat rond het
afdichtingsoppervlak ligt. [Fig. 2]
1.2 MONTAGE
1. Controleer: Of de O-ring van de verbinding op de ademhalingsklep op zijn
plaats en onbeschadigd is.
2. Duw de ademhalingsklep in het verbindingsstuk en draai het tegen de klok in
totdat het de vastgrijpt in de bajonetkoppeling vastgrijpt. [Fig. 3]
3. Controleer: Of de O-ring op het stopstuk/microfoon op zijn plaats is en
onbeschadigd.
Installeer het stopstuk/de microfoon om de ademhalingsklep op zijn plaats te
vergrendelen.
Draai de schroeven met de hand stevig vast zonder ze te veel aan te spannen.
[Fig. 4]
4. Controleer: of de borgring op goed is vastgedraaid. [Fig. 5]
5. Controleer: of de borgmoer op de ademhalingsklep goed is vastgedraaid.
[Fig. 5]
6. Sluit de ademhalingsklep aan op de ademslang. Draai de moer stevig vast met
de hand. [Fig. 6]
43