23 Veiligheidsinstructies voor verticuteermachines
g) Controleer vóór het inschakelen van de
machine altijd of alle bouten, moeren, pennen
en andere bevestigingen goed vastzitten en
de beschermingsvoorzieningen en bescherm‐
roosters op hun plaats zitten. Versleten of
beschadigde stickers moeten worden vervan‐
gen.
h) Gebruik de machine nooit als er personen, in
het bijzonder kinderen of dieren, in de buurt
zijn.
23.4
Bediening
a) Werk alleen bij daglicht of bij goede kunstver‐
lichting.
b) Gebruik de machine niet bij nat gras.
c) Zorg altijd voor een goede stand, met name
op hellingen.
d) Loop, ren niet.
e) Gebruik de machine op hellingen altijd in de
dwarsrichting en nooit naar boven of beneden.
f) Wees bijzonder voorzichtig als u op een hel‐
ling van richting verandert.
g) Verticuteer of ventileer niet op al te steile hel‐
lingen.
h) Wees bijzonder voorzichtig als u de machine
omdraait of naar u toe trekt.
i) Houd de tanden stil als de machine moet wor‐
den gekanteld voor transport over andere
ondergronden dan gras en als de machine van
en naar het te bewerken vlak wordt verplaatst.
j) Gebruik de machine nooit met beschadigde
veiligheidsvoorzieningen of beschermroosters
of zonder gemonteerde veiligheidsvoorzienin‐
gen, bijvoorbeeld botsplaten en/of opvang‐
voorzieningen.
k) Start de motor voorzichtig, conform de
gebruiksaanwijzingen en houd voldoende
afstand tussen de voeten en de tanden.
l) Houd aansluit- en verlengkabels uit de buurt
van de tanden.
m
Kantel de machine niet bij het starten van de
motor, tenzij de machine voor het proces moet
)
worden opgetild. Kantel in dit geval de
machine slechts zo ver als absoluut noodza‐
kelijk is en til alleen de kant op die van de
gebruiker is afgewend. Controleer altijd of
beide handen zich in de werkstand bevinden,
voordat de machine weer op de bodem wor‐
den teruggezet.
n) Transporteer de machine nooit als de aandrij‐
ving werkt.
0478-670-9910-B
o) Houd handen of voeten nooit tegen of onder
draaiende onderdelen. Blijf altijd ver uit de
buurt van de uitwerpopening.
p) Zet de motor uit en trek den stekker uit het
stopcontact. Controleer of alle bewegende
delen volledig tot stilstand zijn gekomen:
– altijd wanneer u de machine verlaat;
– voordat u blokkades opheft of verstoppin‐
gen in het uitwerpkanaal verwijdert;
– voordat u de machine controleert, reinigt of
werkzaamheden aan de machine uitvoert;
– na contact met een vreemd voorwerp.
Onderzoek de machine op beschadigingen
en voer de vereiste reparaties uit voordat u
opnieuw start en met de machine gaat wer‐
ken;
als de machine ongebruikelijk sterk begint te
trillen, moet deze onmiddellijk worden nageke‐
ken,
– zoek naar beschadigingen;
– voer de vereiste reparaties van bescha‐
digde onderdelen uit;
– onderzoek deze op losse onderdelen en zet
deze vast.
23.5
Reparatie en opslag
a) Zorg ervoor dat alle moeren, pennen en bou‐
ten goed zijn aangehaald en dat de machine
in een veilige bedrijfstoestand verkeert.
b) Controleer regelmatig of de opvangbox versle‐
ten is of niet goed meer werkt.
c) Om veiligheidsredenen moeten versleten of
beschadigde onderdelen worden vervangen.
d) Let op dat bij machines met meerdere tandop‐
bouwstukken het bewegen van één tandop‐
bouwstuk kan leiden tot het draaien van de
overige tandopbouwstukken.
e) Het er bij het instellen van de machine op dat
er geen vingers tussen bewegende tandop‐
bouwstukken en stilstaande machineonderde‐
len terechtkomen.
f) Laat de motor afkoelen voordat u de machine
voor langere tijd wegzet.
g) Let er bij reparaties van de tandopbouwstuk‐
ken op dat zelfs na het uitschakelen van de
aandrijving de tandopbouwstukken nog kun‐
nen worden bewogen.
h) Om veiligheidsredenen moeten versleten of
beschadigde onderdelen worden vervangen.
Gebruik uitsluitend originele reserveonderde‐
len en accessoires.
i) Als de machine voor reparatie, inspectie of
opslag, of voor het vervangen van een acces‐
Nederlands
189