11.
De eerste zeiltocht
In afbeelding 15 worden in korte bewoordingen de basisprincipes
van de zeilmanoeuvres voor een vierhoekstocht uitgelegd. Hierbij is
ook de informatie van hoofdstuk 10 nuttig.
De start begint aan punt A met ca. 45° zijwind (windrichting zie pijl).
Het roer staat op neutraal. De invalshoek van het zeil bedraagt ca.
20° (afbeelding 15, pos. 1).
Kort voor u aan draaipunt B de vaarrichting met 90° naar links
verandert, moet u langzaam het zeil „aantrekken" (de hoek t.o.v. de
langsas van de boot verkleinen). Het roer staat hierbij altijd nog op
neutraal (afbeelding 15, pos. 2).
Als de zeilen bij het „intrekken" al licht beginnen te flapperen, mogen
ze niet verder worden ingetrokken (zeilwinch op stop). Leid met het
roer de 90°-draai in.
Van zodra de langsas van de boot in de richting punt C is afgesteld
(afbeelding 15, pos. 3) stelt u het roer opnieuw op neutraal in. Voor
optimale zeilprestaties kunt u de invalshoek van de zeilen tot aan de
volgende draai opnieuw een beetje vergroten (zeil opnieuw openen).
Afbeelding 15
Kort voor u aan draaipunt C de vaarrichting met 90° naar links
verandert, moet u langzaam het zeil „aantrekken" (de hoek t.o.v. de
langsas van de boot verkleinen). Het roer staat hierbij altijd nog op
neutraal (afbeelding 15, pos. 4).
Als de zeilen bij het „intrekken" al licht beginnen te flapperen, mogen ze niet verder worden ingetrokken (zeilwinch op
stop). Leid met het roer de 90°-draai in.
Van zodra de langsas van de boot (zijdelings verplaatst) in de richting punt A is afgesteld (afbeelding 15, pos. 5) stelt
u het roer opnieuw op neutraal in. Voor optimale zeilprestaties kunt u de invalshoek van de zeilen tot aan de volgende
draai opnieuw een beetje vergroten (de zeilen opnieuw openen). Let hierbij op dat de zeilen niet invallen of flapperen.
Om naar startpunt A terug te keren, moet u door een zigzagkoers „in de wind" varen. Belangrijk hierbij is dat de zeilen
slechts zo ver worden geopend, dat ze niet invallen of flapperen (afbeelding 15, pos. 6 en 7).
79