Voor de verdere vaarmanoeuvres raadpleegt u de volgende hoofdstukken „Invalshoek van de zeilen naar de wind" en
„De eerste zeiltocht".
Als u het varen beëindigt, vaart u met overeenkomstige manoeuvres naar de oever. Als u het deksel bij de kajuit opent,
schakelt u de ontvangerstroomtoevoer uit, schakelt u daarna de zender uit en controleert u of er water in het model is
binnengedrongen. Binnengedrongen water moet onmiddellijk worden verwijderd. Let hierbij op dat dit water tijdens
het afvoeren niet in de ontvangstinstallatie kan raken.
Water kan ofwel via het roer of via de kielbevestiging binnendringen. Het binnendringen van kleine
hoeveelheden water (max. ca. 10 ml per vaart) is echter normaal en moet na elke vaart worden verwijderd.
10.
Invalshoek van het zeil naar de wind
De hoeken van de zeilen t.o.v. de langsrichting van de boot worden met de zeilwinch bereikt door de stuurkabels op en
af te rollen. Aangezien het zeil voor de optimale, snelle vaart mogelijks met een optimale invalshoek naar de wind
moet zijn getrimd, neemt u afbeelding 14 en de tabel ter oriëntering in acht.
Voorbeeld: Als de wind naar de langsrichting van de boot in een hoek van ca. 40° waait: de optimale zeilstand t.o.v.
de langsrichting van de boot bedraagt hierbij ca. 15°.
Wind
Invalshoek
40°
15°
60°
25°
100°
50°
40°
70°
180°
90°
78
Afbeelding 14