POMPROTOR
(Procedure voor klemmende pomprotor)
1. Verwijder bovenste deel van behuizing (zie fi guur 7-8).
2. Draai schroeven van fi lterdeksel losmet een dopsleutel CH 8.
3. Verwijder fi lterdeksel en luchtfi lters.
4. Draai schroeven van pompplaat los meteen dopsleutel CH 8.
5. Verwijder pompplaat.
6. Verwijder rotor, inzetstuk en schoepen.
7. Controleer of er vuil in pomp is. Even-tueel schoonblazen met
perslucht.
8. Breng inzetstuk en rotor weer aan.
9. Controleer speling rond rotor. Steleventueel bij op 0,076-
0,101 mm (zie fi guur 27).
Let op: Draai rotor één volledige slag om er voor te zorgen dat
daar waar rotor dichtst bij behuizing komt, de speling 0,076-
0,101 mm is. Zonodig bijstellen.
10.Plaats schoepen, pompplaat, luchtfi ltersen fi lterdeksel weer
terug.
11.Breng ventilatorrooster en bovenstedeel van behuizing weer
aan.
12.Stel pompdruk bij (zie pagina 8).
Let op: Volg onderstaande stappen als rotor nog steeds
klemt.
13.Volg stap 1 t/m 6 hierboven.
14.Leg vel fi jn schuurpapier (nr. 600) op vlakke ondergrond.
Schuur rotor lichtjes vier keer in een 8-baan patroon (zie
fi guur 28).
15.Breng inzetstuk en rotor weer aan.
16.Voer bovenstaande stappen 10 t/m 12 uit.
A.
H.
G.
F.
Figuur 25 – Sproeier en sproeieradapter.
A.
H.
G.
F.
Figuur 26 – Sproeier en sproeieradapter.
A. Schoep
B. Pompplaat
B.
C. Luchtinlaat-
C.
fi lter
E.
D. Filterdeksel
D.
E. Ventilator-
rooster
F. Luchtuitlaat-
fi lter
G. Rotor
H. Inzetstuk
A. Schoep
B. Pompplaat
B.
C. Luchtinlaatfi lter
D. Filterdeksel
C.
E. Ventila-
D.
E.
torrooster
F. Luchtuit-
laatfi lter
G. Rotor
H. Inzet-
stuk
ONDERHOUDSPROCEDURES
A.
C.
Figuur 27 – Plaats van stelschroeven speling.
A.
Figuur 28 – Schuren van de rotor.
VENTILATOR
BELANGRIJK: Verwijder ventilator van motoras alvorens motor
uit kachel te nemen. Als gewicht van motor op ventilator komt te
rusten, kan spoed van ventilator veranderd worden.
1. Verwijder bovenste deel van behuizing (zie fi guur 7-8).
2. Gebruik een inbussleutel CH 2,5 voor losdraaien van
stelschroef waarmee ventilator op motoras zit.
3. Schuif ventilator van motoras af.
4. Maak ventilator schoon met een met lichtpetroleum of
oplosmiddel vochtig gemaakte, zachte doek.
5. Droog ventilator grondig.
6. Plaats ventilator weer op motoras. Zorg dat uiteinde van
motoras gelijk ligt met naaf van ventilator (fi g. 28).
7.Plaats stelschroef op platte gedeelte van as en draai hem
stevig aan.
8. Breng ventilatorrooster en bovenste deel van behuizing weer
aan.
A.
C .
B.
Figuur 29 –
Plaats van
ventilator, motoras en stel-
schroef.
A. Stelschroef
speling
B. Speling (0,076-
0,101 mm) gemeten
B.
met een voelermaat
C. Schoep
A.
A. Schuurpapier
A.Ventilator
B.Motoras
C.Stelschroef
D. Gelijk.
D .
B.
C .
Figuur 30 – Dwarsdoorsnede
ventilator.
9
NL