2 Veiligheidsaanwijzingen en werktechniek
Motorapparaat aan de handgreep dragen – snij‐
messen naar achteren gericht.
In auto's: Het apparaat tegen kantelen en
beschadiging beveiligen.
2.3
Voor aanvang van de werk‐
zaamheden
Controleren of het motorapparaat in goede staat
verkeert – het betreffende hoofdstuk in de hand‐
leiding in acht nemen:
– De spanning en de frequentie van het appa‐
raat (zie typeplaatje) moeten corresponderen
met de spanning en de frequentie van het
elektriciteitsnet
– De aansluitkabel, de netstekker en de verleng‐
kabel op beschadigingen controleren. Bescha‐
digde kabels, koppelingen, stekkers of aan‐
sluitkabels die niet aan de voorschriften vol‐
doen, mogen niet worden gebruikt
– Contactdozen van verlengkabels moeten spat‐
waterdicht zijn
– De netkabel zo neerleggen en markeren, dat
deze niet kan worden beschadigd en niemand
in gevaar wordt gebracht – struikelgevaar
voorkomen
– De schakelhendelblokkering, schakelhendel,
schakelbeugel en extra schakelaar moeten
gemakkelijk bewegen – de schakelhendelblok‐
kering, schakelhendel, schakelbeugel en extra
0458-279-9621-B
schakelaar moeten na het loslaten terugkeren
in de uitgangspositie
– Messen moeten in goede staat verkeren
(schoon, gangbaar en niet vervormd), goed
vastzitten, correct zijn gemonteerd, geslepen
en goed zijn ingespoten met het STIHL harso‐
plosmiddel (smeermiddel)
– Mesbeschermer (indien gemonteerd) op
beschadiging controleren
– Geen wijzigingen aan de bedieningselemen‐
ten en de veiligheidsinrichtingen aanbrengen
– De handgrepen moeten schoon en droog, vrij
van olie en vuil zijn – belangrijk voor een vei‐
lige bediening van het motorapparaat
Het motorapparaat mag alleen in technisch
goede staat worden gebruikt – kans op ongeluk‐
ken!
Kans op stroomschokken verkleinen door:
– Elektrische aansluiting alleen op de volgens
voorschrift geïnstalleerde contactdoos
– De gebruikte verlengkabel moet voldoen aan
de voorschriften voor het betreffende gebruik
– Isolatie van de aansluit- en verlengkabel, stek‐
ker en koppeling in goede staat
2.4
Apparaat vasthouden en bedie‐
nen
Het motorapparaat altijd met beide handen op de
handgrepen vasthouden. De handgrepen stevig
met de duimen omklemmen.
2.4.1
Rechtshandigen
De rechterhand op de bedieningshandgreep en
de linkerhand op de beugelhandgreep.
Nederlands
73