de vulbuis, zodat de brandstof kan
uitzetten.
•
Plaats de tankdop terug en draai deze vast.
•
Veeg gemorste brandstof onmiddellijk
weg. Zet het apparaat voordat u het start
op een andere plek dan waar u het hebt
bijgevuld. Wacht
5 minuten voordat u de motor start.
•
Bewaar het apparaat of de
brandstofcontainer nooit binnenshuis op
plaatsen waar ontstekingsbronnen
aanwezig zijn, zoals kachels, boilers,
wasdrogers en elektromotoren die vonken
kunnen afgeven, om het risico van
ontsteking van brandstofdampen te
voorkomen.
•
Laat het apparaat minimaal 5 minuten
afkoelen voordat u het opbergt.
GEBRUIK
•
Houd handen en voeten uit de buurt van
bewegende delen – gevaar voor ernstig
persoonlijk letsel en/of overlijden.
•
Probeer nooit de rotorbesturingsfunctie te
omzeilen of te deactiveren – gevaar voor
ernstig persoonlijk letsel.
•
Het moet mogelijk zijn om de
bedieningshendels in beide richtingen te
bewegen en ze moeten automatisch
terugkeren naar de neutrale stand
wanneer ze worden losgelaten.
•
Gebruik het toestel niet als er onderdelen
ontbreken of beschadigd zijn. Gebruik het
apparaat niet als de blaasunit ontbreekt
of beschadigd is.
•
Start de motor nooit binnenshuis of in
een gesloten ruimte. De uitlaatgassen van
de motor bevatten koolmonoxide. Dit is
een geurloos, giftig en levensgevaarlijk
gas.
•
Gebruik de detector nooit als u vermoeid
bent of als u onder invloed bent van
drugs, alcohol of geneesmiddelen.
•
Geluiddemper en motor worden heet –
gevaar voor brandwonden. Houd
omstanders, met name kinderen, en
huisdieren op een veilige afstand.
•
Wees voorzichtig bij het werken aan of
oversteken van ingangen, wegen enz.
•
Let op het verkeer en verborgen gevaren.
•
Wees erg voorzichtig wanneer u van
richting verandert en op hellingen.
•
Plan de werkzaamheden zodanig dat de
weggeslingerde sneeuw geen ramen,
muren, auto's, enz. raakt, om het risico
op materiële schade en/of persoonlijk
letsel te voorkomen.
•
Richt de blaasunit niet op mensen of
dieren en zorg ervoor dat er niemand voor
het apparaat staat.
•
Overbelast het apparaat niet door te snel
te veel sneeuw te verwijderen.
•
Gebruik het apparaat nooit bij
onvoldoende zicht of bij weinig licht. Zorg
dat u altijd stevig en met een goede
balans staat en houd de handgreep stevig
vast. Ren nooit met het apparaat.
•
Ontkoppel de rotoraandrijving tijdens
transport en wanneer het apparaat niet in
gebruik is.
•
Rijd nooit snel met het apparaat op
gladde oppervlakken. Wees zeer
voorzichtig wanneer u achteruitloopt of
het apparaat naar u toe trekt
•
Steek nooit uw handen in blaas- of
aanzuigopeningen. Gebruik altijd het
meegeleverde schoonmaakhulpmiddel
om de blaasunit schoon te maken.
Probeer nooit de blaasunit schoon te
maken terwijl de motor draait. Zet de
motor af, zet alle bedieningselementen in
neutraal en wacht tot alle bewegende
delen volledig tot stilstand zijn gekomen
voordat u de rijpositie achter de hendel
verlaat om te proberen de blaasunit
schoon te maken.
•
Gebruik alleen onderdelen en accessoires
die door de fabrikant worden aanbevolen.
Neem bij vragen contact op met uw
dealer.
NL
121