5.4.2 Grenswaarde instellen – functie LIMIT
Indien nodig kan er een grenswaarde voor de aardingsweerstand R
den ingesteld door middel van de toets LIMIT. Indien er meetwaarde boven
deze grenswaarde optreden, dan licht het rode LED LIMIT op.
Menu grenswaarde kiezen
Grenswaarde instellen:
Geef het gewenste cijfer weer en een decimale punt indien vereist met
behulp van
of
en kies de waarde vervolgens via de overeenkom-
stige softkeys. Bij iedere invoer springt de cursor een positie naar rechts.
Na het invoeren van maximaal 3 cijfers en de eenheid Ω of kΩ verlaat u
automatisch het instellingenmenu. Tijdens het instellen kunt u door op de
softkey → te drukken steeds een positie verder naar rechts springen of
het instellingenmenu verlaten. Met het verlaten van het instellingenmenu
wordt de grenswaarde automatisch opgeslagen.
14
5.5
Meten van aardingsweerstand
wor-
E
5.5.1 Opbouw van de schakeling, aanwijzingen
Drieleidingenmeting
Grenswaarde instellen
Plaatje 2
➭
Plaats de spies voor de sonde en de hulpaarding minstens 20 en
40 m van de aardingselektrode verwijderd (zie plaatje 2 op pagina 14).
➭
Controleer, of er niet te hoge overgangsweerstanden tussen de sonde
en de aarde aanwezig zijn.
➭
De aardingselektrode wordt bij de drieleidingenmeting met een meet-
leiding met bus "E" van het instrument aangesloten, de sonde aan
bus "S" en de hulpaarding aan bus "H".
➭
Druk op de toets R
De weerstand van de meetleiding naar de aardingselektrode heeft een
directe invloed op het meetresultaat.
Om de fout die door de weerstand van de meetleiding wordt veroorzaakt
zo klein mogelijk te houden, moet bij deze meting een korte verbindings-
leiding tussen de aardingselektrode en aansluiting "E" met een grote
doorsnede worden gebruikt.
De weerstand van de verbindingsleiding kan via de tweeleidingenmeting
worden gemeten, zie hoofdstuk 5.7 op pagina 20.
E
ES
S
H
≥ 20 m
≥ 20 m
S
H
E
Meten van de aardingsweerstand volgens de
drieleidingenmeting
voor het kiezen van de drieleidingenmeting.
E3-P
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH