ACHTERUITRIJCAMERA
Werking
Bij inschakelen van de achteruitversnel-
ling (en tot ongeveer vijf seconden na het
inschakelen van een andere versnelling)
wordt de omgeving achter de auto getoond
op het scherm van het multimediasysteem,
samen met de richtlijn, de omtrek van de
auto en piepgeluiden.
Ultrasoondetectoren die in uw auto zijn inge-
bouwd, "meten" de afstand tussen de auto
en een obstakel.
Als de rode zone bereikt is, gebruikt u de
afbeelding van de bumper om nauwkeurig
te stoppen.
Opmerking: raadpleeg het instructieboekje
voor meer informatie over het gebruik van
de parkeerhulp.
NB : zorg ervoor dat de achteruitrijcamera
niet bedekt is (vuil, modder, sneeuw enz.).
(1/2)
Displayinstelling
Helderheid
Kaartmodus
Achtergrond
Parkeerassistentie
Audio
Inschakelen/uitschakelen
Achteruitrijcamera
U kunt de achteruitrijcamera in- of uitscha-
kelen. Selecteer daartoe in het hoofdmenu
"Inst" > "Display" en druk daarna op "1".
Selecteer "Aan" om deze functie in te scha-
kelen of "Uit" om deze uit te schakelen.
Laag
MediaHoog
Auto
Dag
Nacht
Licht
Donker
Display
Bluetooth
Systeem
1
Parkeerassistentie
Achteruitrijcamera
Uit
Aan
Obstakeldetectie
Sensoren voor obstakeldetectie
U kunt de sensoren aan de voorkant en/
of de achterkant van uw auto onafhan-
kelijk in- of uitschakelen. Selecteer daar-
toe in het hoofdmenu "Inst" > "Display" >
"Parkeerassistentie" > "Obstakeldetectie".
Selecteer "Aan" om de gewenste sensor(en)
in te schakelen of "Uit" om deze uit te scha-
kelen.
NL.69