Eenfasemotor
Pompen met 230 V/eenfasemotoren hebben een scha-
keltoestel met motorbeveiligingschakelaar en bedrijfs-
condensator. Bij toepassing van andere schakeltoestellen
moet bij de configuratie van de motorbeveiligingschake-
laar worden gelet op de nominale stroom van de motor.
Bij de FW-TP4/1 moet een condensator met 30µF worden
gebruikt.
Driefasenmotoren
Pompen met driefasenmotoren hebben standaard een
schakeltoestel met motorbeveiligingschakelaar. Bij toe-
passing van andere schakeltoestellen moet bij de configu-
ratie van de motorbeveiligingschakelaar worden gelet op
de nominale stroom van de motor (zie typeplaatje).
5.9. Inschakelwijzen
Inschakelwijzen met stekker/schakeltoestellen
Stekker in de daartoe bestemde contactdoos steken en
de in-/uitschakelaar op het schakeltoestel bedienen.
5.9.1. Na het inschakelen
De nominale stroom wordt bij het opstartproces geduren-
de korte tijd overschreden. Na beëindiging van dit proces
mag de bedrijfsstroom de nominale stroom niet meer
overschrijden. Wanneer de motor na het inschakelen niet
meteen start, moet de machine onmiddellijk worden uit-
geschakeld. Voordat er een nieuwe inschakeling plaats-
vindt, moeten de schakelpauzes volgens de Technische
gegevens worden aangehouden. Als de storing zich op-
nieuw voordoet, moet de machine onmiddellijk weer wor-
den uitgeschakeld. Een nieuwe inschakelpoging mag pas
worden gestart als de fout is verholpen.
De volgende punten moeten worden gecontroleerd:
•
Bedrijfsspanning (toegestane afwijking +/- 5% van de
nominale spanning)
•
Frequentie (toegestane afwijking -2% van de nomi-
nale frequentie)
•
Stroomverbruik (toegestane afwijking tussen de fa-
sen max. 5%)
•
Spanningsverschil tussen de verschillende fasen
(max. 1%)
•
Schakelfrequentie en -pauzes (zie Technische gege-
vens)
•
Binnendringen van lucht bij de toevoer, evt. moet er
een stootplaat worden aangebracht
•
Minimale afdekking door water, niveauregeling,
droogloopbeveiliging
•
Rustige loop
•
Op lekkages controleren, evt. de nodige stappen on-
dernemen volgens hoofdstuk "Onderhoud"
6. Onderhoud
6.1. Algemeen
De pomp en de complete installatie moeten regelmatig
worden gecontroleerd en onderhouden. De periode voor
het onderhoud wordt door de fabrikant vastgelegd en
geldt voor de algemene gebruiksvoorwaarden. Bij agres-
sieve en/of abrasieve vloeistoffen moet overleg worden
gepleegd met de fabrikant, omdat de periode in dit geval
korter kan worden.
De volgende punten moeten worden nageleefd:
•
De handleiding moet beschikbaar zijn voor het on-
derhoudspersoneel en in acht genomen worden. Er
mogen alleen onderhoudswerkzaamheden en -maat-
regelen worden uitgevoerd die hier worden vermeld.
•
Alle onderhouds-, inspectie- en reinigingswerkzaam-
heden aan de machine en de installatie moeten met
grote zorgvuldigheid, op een veilige werkplek en
door geschoold vakpersoneel worden uitgevoerd.
De benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen
moeten worden gedragen. De machine moet voor
alle werkzaamheden van het stroomnet worden ge-
scheiden. Een onbedoelde inschakeling moet wor-
den verhinderd. Daarnaast moeten bij werkzaamhe-
den in bekkens en/of reservoirs absoluut de relevante
voorzorgsmaatregelen volgens ARBO/VCA worden
getroffen.
•
Bij een gewicht van meer dan 50 kg moeten voor
het tillen en neerlaten van de machine technisch per-
fecte en officieel goedgekeurde hulphijswerktuigen
worden gebruikt.
Controleer of aanslagmiddelen, kabels en de veilig-
heidsinrichtingen van de handlier in technisch perfec-
te staat zijn. Pas als het hulphijswerktuig technisch in
orde is, mag worden gestart met de werkzaamheden.
Zonder deze controles bestaat er levensgevaar!
•
Elektrische werkzaamheden aan de machine en de
installatie moeten door een vakman worden uitge-
voerd. Bij machines met Ex-goedkeuring moet u ook
het hoofdstuk "Explosiebeveiliging" in de bijlage in
acht nemen!
•
Bij toepassing van licht ontvlambare oplos- en
reinigingsmiddelen is open vuur, open licht en roken
verboden.
•
Machines die media circuleren die schadelijk zijn voor
de gezondheid of hiermee in contact staan, moe-
ten worden gedecontamineerd. Er moet tevens op
worden gelet dat er geen gassen worden gevormd of
aanwezig zijn die schadelijk zijn voor de gezondheid.
•
Controleer of het benodigde gereedschap en materi-
aal beschikbaar is. Orde en reinheid garanderen veilig
en probleemloos werken aan de machine. Verwijder
na de werkzaamheden gebruikt poetsmateriaal en
gereedschap van de machine. Bewaar alle materialen
en gereedschappen op de daarvoor bestemde plaats.
•
Vloeistoffen voor het bedrijf (bijv. olie, smeermid-
delen, etc.) moeten in geschikte reservoirs worden
opgevangen en volgens de voorschriften worden af-
gevoerd (volgens richtlijn 75/439/EEG en verordenin-
gen §§5a, 5b volgens AbfallGesetz (Duitse afvalwet)).
Bij reinigings- en onderhoudswerkzaamheden moet
nEDlErlanDS | 71