Na een langere stilstand tijd moeten deze gegevens
eveneens worden gecontroleerd en moeten evt. vast-
gestelde gebreken worden verholpen! Het bedrijfs- en
onderhoudshandboek moet altijd bij de machine of op
een daartoe bestemde plaats worden bewaard, waar
het altijd toegankelijk is voor het voltallige bediening-
spersoneel.
Om letsel en materiële schade bij de inbedrijfstelling van
de machine te vermijden, moeten de volgende
Punten beslist worden nageleefd:
De inbedrijfstelling van de machine mag uitsluitend
worden uitgevoerd door gekwalificeerd en geschoold
personeel met inachtneming van de veiligheidsaanwi-
jzingen.
•
Het voltallige personeel dat aan de machine werkt,
moet de handleiding ontvangen, gelezen en begrep-
en hebben.
•
Activeer alle veiligheidsinrichtingen en
noodstop-schakelingen vóór de inbedrijfstelling.
•
Elektrotechnische en mechanische instellingen mo-
gen alleen door vakkrachten worden uitgevoerd.
•
Deze machine is alleen geschikt voor toepassing bij
de aangegeven bedrijfsvoorwaarden.
5.4. Voorbereidende werkzaamheden
De machine is volgens de nieuwste stand der techniek
geconstrueerd en gemonteerd, zodat deze onder normale
bedrijfsvoorwaarden lang en betrouwbaar werkt. Voor-
waarde daarvoor is echter dat u alle eisen en aanwijzingen
in acht neemt. Kleine olielekkages van de glijringafdichting
vormen geen bezwaar, maar moeten worden verholpen
voordat de pomp in de vloeistof wordt neergelaten of on-
dergedompeld.
Controleer de volgende punten:
•
Kabelgeleiding – geen lussen, licht gespannen
•
Temperatuur van de vloeistof en dompeldiepte
controleren – zie machinegegevensblad
•
Wordt aan de perszijde een slang gebruikt, dan
moet deze voor gebruik met schoon water worden
doorgespoeld, zodat afzettingen niet tot verstoppin-
gen leiden
•
Bij natte opstelling moet de pompput worden
gereinigd
•
Het leidingenstelsel aan druk- en zuigzijde moet
worden gereinigd en alle afsluiters moeten worden
geopend
•
Het pomphuis moet overstroomd worden, d.w.z. dat
het volledig met het medium moet zijn gevuld en dat
het geen lucht meer mag bevatten. De ontluchting
kan plaatsvinden door passende ontluchtingssyste-
men in de installatie of, indien aanwezig, door ont-
luchtingsschroeven op de persaansluiting.
•
Controleren
of
ophangvoorziening stevig en correct vastzitten
•
Controle
van
aanwezige
droogloopbeveiliging
58 | nEDErlanDS
toebehoren,
leidingenstelsel,
niveauregelingen
5.5. Elektrisch systeem
Bij de aanleg en keuze van elektrische leidingen en bij het
aansluiten van de motor moeten de relevante plaatselijke
en VDE-voorschriften worden nageleefd. De motor moet
door een motorbeveiliging schakelaar worden beschermd.
Laat de motor volgens het schakelschema aansluiten. Let
op de draairichting! Bij verkeerde draairichting levert de
machine niet het aangegeven vermogen en kan er onder
ongunstige omstandigheden schade ontstaan.
Gevaar door elektrische stroom! Door ondeskundige
omgang met stroom tijdens elektrische werkzaam-
heden dreigt levensgevaar! Deze werkzaamheden
mogen
elektricien worden uitgevoerd.
5.6. Draairichting
Bij eenfasemotoren is een controle van de draairichting
niet noodzakelijk, omdat deze altijd met de juiste draair-
ichting draaien
De aangegeven pomp- en vermogensgegevens worden
alleen bereikt als er een rechtsdraaiend draaiveld aan-
wezig is. De machine is niet geconfigureerd voor bedrijf
op een linksdraaiend draaiveld.
5.7. Inschakelwijzen
Inschakelwijzen met stekker/schakeltoestellen
Stekker in de daartoe bestemde contactdoos steken en
de in-/uitschakelaar op het schakeltoestel bedienen.
5.7.1. Na het inschakelen
De nominale stroom wordt bij het opstartproces geduren-
de korte tijd overschreden. Na beëindiging van dit proces
mag de bedrijfsstroom de nominale stroom niet meer
overschrijden. Wanneer de motor na het inschakelen niet
meteen start, moet de machine onmiddellijk worden uit-
geschakeld. Voordat er een nieuwe inschakeling plaats-
vindt, moeten de schakelpauzes volgens de Technische
gegevens worden aangehouden. Als de storing zich
opnieuw voordoet, moet de machine onmiddellijk weer
worden uitgeschakeld. Een nieuwe inschakelpoging mag
pas worden gestart als de fout is verholpen.
De volgende punten moeten worden gecontroleerd:
•
Bedrijfsspanning (toegestane afwijking +/- 5% van de
nominale spanning)
•
Frequentie (toegestane afwijking +/- 2% van de
nominale frequentie)
•
Stroomverbruik (toegestane afwijking tussen de
fasen max. 5%)
•
Spanningsverschil tussen de verschillende fasen
(max. 1%)
•
Schakelfrequentie
gegevens)
•
Binnendringen van lucht bij de toevoer, evt. moet er
een stootplaat worden aangebracht
of
•
Minimale afdekking door water, niveauregeling,
droogloopbeveiliging
•
Rustige loop
•
Op lekkages controleren, evt. de nodige stappen
ondernemen volgens hoofdstuk "Onderhoud"
uitsluitend
door
een
gekwalificeerde
en
-pauzes
(zie
Technische