teristiek) het verzamelreservoir in ca. 30 seconden kan
leegmaken zodra het inschakelpunt is bereikt. Een perma-
nente toevoer naar de installatie kan tot gevolg hebben
dat de looptijd wordt overschreden. Omdat de pomp niet
is ontworpen voor continubedrijf, geeft de besturing op
het moment dat gedurende 60 seconden ononderbroken
is gepompt met een continu brandende rode led aan dat
de looptijd is overschreden. Na afloop van deze tijd stopt
de besturing de pomp gedurende twee seconden en
schakelt deze vervolgens weer in. Deze functie moet er-
voor zorgen dat een eventuele storing die bijv. wordt ver-
oorzaakt door een gebrekkige ontluchting van de installa-
tie c.q. verstrengeling bij het loopwiel automatisch wordt
verholpen. Indien deze toestand gedurende een langere
periode blijft bestaan (> 5 minuten), dient u contact op
te nemen met de klantenservice van HOMA. In dit geval
dient de verdere toevoer van water naar het reservoir te
worden verhinderd.
Daarnaast worden bovenstaande storingen gemeld via
een in de besturing geïntegreerd akoestisch alarm. Daarbij
hebben de diverse signalen de volgende betekenis:
•
1 piepje per seconde = maximale looptijd overschre-
den/motorbeveiliging
•
3 piepjes per seconde = overstromingsalarm
Verder is de besturing aan de bovenkant uitgerust met
een testknop. Met deze knop kan de pomp onafhankelijk
van het niveau in het verzamelreservoir worden ingescha-
keld voor testbedrijf. Daarnaast kan met deze knop het
noodbedrijf van de pomp worden geactiveerd bij een uit-
gevallen of defecte niveaudetectie.
Verzamelstoringsmelding/netonafhankelijk alarm
(optie)
Optioneel kan de besturing worden uitgerust met een
storingsmeldingsmodule (artikelnummer 1964159). Het
contact van het relais is belastbaar met 5 A/230 VAC.
De module wordt op de beschreven wijze in de daarvoor
voorziene pencontactdoos gestoken en met behulp van
de meegeleverde schroeven bevestigd. Om de kabels
aan te sluiten dient eventueel de meegeleverde schroef-
koppeling te worden gebruikt. Als geen sprake is van een
storing trekt het relais aan, waardoor contact 11/12 wordt
geopend. In geval van een storing of stroomuitval valt het
relais af, waardoor contact 11/12 wordt gesloten. In dit
geval is voor meldingen met een storingsmeldingslamp
een aparte externe voeding vereist.
Als een netonafhankelijke storingsmelding is vereist, is
optioneel ook bedrijf met alarmschakeltoestel AL3 (zie
toebehoren van HOMA) met een ingebouwde 9V-accu
mogelijk. In dit geval kan in plaats van een vlotterschake-
laar het potentiaalvrije contact van de storingsmeldings-
module worden aangesloten op het alarmschakeltoestel.
(Voor een nadere beschrijving zie gebruiksaanwijzing AL3.)
5.6. Draairichting
Bij eenfasemotoren is controle van de draairichting niet
noodzakelijk, omdat zij altijd met de juiste draairichting
draaien.
Bij driefasenmotoren moet de draairichting voor inbedrijf-
stelling worden gecontroleerd. Bij toepassing van een
HOMA-schakeltoestel met draairichtingscontrolemelding
wordt de melding bij verkeerde draairichting geactiveerd.
Bij verkeerde draairichting moeten 2 fasen van de netaan-
sluiting worden omgewisseld. De pompen worden stan-
daard met CEE-netstekker geleverd. De faseverwisseling
vindt plaats door de ronde borgplaat aan de stekkerpolen
met een schroevendraaier 180° te draaien.
5.7. Inschakelen/bedrijf
Zet de bedrijfsschakelaar van de pompbesturing in de
stand "Auto".
Zoals beschreven in hoofdstuk 5.5.1 beginnen de pompen
te werken zodra de waterstand in het verzamelreservoir
het vereiste niveau bereikt. Als het peil het uitschakel-
niveau bereikt, wordt de pomp automatisch uitgescha-
keld.
5.8. Inschakelwijzen
Inschakelwijzen met stekker/schakeltoestellen
Steek de stekker in de daarvoor bestemde contactdoos
en bedien de aan-/uitschakelaar op het schakeltoestel.
6. Onderhoud
6.1. Algemeen
De
complete
installatie
gecontroleerd en onderhouden. De volgende punten
moeten worden nageleefd:
•
Er mogen alleen onderhoudswerkzaamheden en
-maatregelen worden uitgevoerd die hier worden
vermeld.
•
Alle onderhouds-, inspectie- en reinigingswerkzaam-
heden aan de installatie moeten met grote zorgvul-
digheid, op een veilige werkplek en door geschoold
vakpersoneel worden uitgevoerd. De machine moet
voor alle werkzaamheden van het stroomnet worden
gescheiden. Een onbedoelde inschakeling moet wor-
den verhinderd.
•
Elektrische werkzaamheden aan de machine en
de installatie moeten door een vakman worden
uitgevoerd.
•
Bij toepassing van licht ontvlambare oplos- en
reinigingsmiddelen is open vuur, open licht en roken
verboden.
•
Controleer of het benodigde gereedschap en
materiaal beschikbaar is. Orde en reinheid garande-
ren veilig en probleemloos werken aan de machine.
Verwijder na de werkzaamheden gebruikt poets-
materiaal en gereedschap van de machine. Bewaar
alle materialen en gereedschappen op de daarvoor
bestemde plaats.
Een testloop of een functietest van de machine mag
alleen onder de algemene bedrijfsvoorwaarden
plaatsvinden!
6.2. Onderhoudstermijnen
Halfjaarlijks:
•
Visuele controle van de stroomtoevoerkabels
•
Reservoir reinigen
moet
regelmatig
worden
nEDlErlanDS | 51