bodem van de ketel afgezet heeft en
monteer de diverse onderdelen
weer die u gedemonteerd heeft,
waarbij u moet controleren of de
plaats van de dichtingen juist is.
– Controleer de schoorsteen en ver-
zeker u er daarbij van dat het rookka-
naal schoon is.
– Controleer de werking van het toestel.
– Na de montage moeten alle gasaan-
sluitingen op dichtheid gecontro-
leerd worden, gebruik daarbij een
sopje of speciale producten en ver-
mijd het gebruik van open vuur.
Het preventieve onderhoud en de con-
trole van de werking van de toestellen
en van de veiligheidssystemen moet
na afloop van elk seizoen uitgevoerd
worden en mag uitsluitend voor erk-
ende vakmensen verricht worden.
4.7
STORINGEN IN DE WERKING
De hoofdbrander gaat niet branden.
– De
rookgasbeveiliging
schakeld (zie punt 3.3).
30
is
inge-
Fig. 12
LEGENDE
1 Verwarmingslichaam
2 Brander
3 Hoofdinspuitstuk
4 Aluminium ringetje
5 Branderverdeelstuk
Fig. 13