eventuele accessoires op een voldoende stevige constructie [1 & 2] met inachtneming van de mi-
nimaal benodigde vrije ruimte [1]. Let vooral op de beschikbare ruimte die noodzakelijk is voor
service en onderhoud. Bij montage moet er opgelet worden dat de trillingen van het toestel niet
door gegeven worden aan de constructie van het gebouw. Het is aan te bevelen tussen de vloer
en het toestel een trillingsdempend materiaal aan te brengen. Voor liggende toestellen moeten de
luchtkanalen zo zijn uitgevoerd,dat na het uitschakelen van de ventilator geen hete lucht
stroom,tegen de normale luchtrichting in, kan ontstaan. Bij plaatsing in een stookruimte of opstel-
lingsruimte moet aan geldende landelijke en eventuele regionale en plaatselijke voorschriften wor-
den voldaan (bijv. voorschriften van de brandweer en bouw en woning toezicht). Bij de Föhn
wordt de verbrandinglucht rechtstreeks uit de stookruimte of opstellingsruimte gezogen. Let hier-
bij op dat er geen onder druk kan ontstaan. Daarnaast moet de ruimte beschikken over voldoende
(niet afsluitbare) ventilatie openingen. Indien er geluidsdempers worden toegepast moet men en
minimale afstand van 800 mm aan de uitblaaszijde en 300 mm aan de aanzuigzijde aanhouden [2].
2.2 Plaatsing Verbrandingsgasafvoer en luchttoevoer
– Bochten in rookgasafvoerkanalen- en leidingen dienen zoveel mogelijk te worden vermeden of
zo geleidelijk mogelijk verlopen.
– Horizontale delen in de rookgasafvoerleidingen dienen zo kort mogelijk te worden gehouden
met een zo groot mogelijke hellingshoek.
– De rookgasafvoerkanalen –en leidingen van twee of meer luchtverwarmers dienen geheel ge-
scheiden te zijn en mogen geen andere aansluitingen hebben.
– Ter bevordering van een gelijkmatige schoorsteen trek dient een trek regelaar te worden toege-
past .Deze mag in geen enkele stand de doorlaat van rookgasafvoerkanaal of -leiding verkleinen.
De trekregelaar wordt met de luchtverwarmer meegeleverd en dient gemonteerd te worden
als de lengte van de rookgasafvoerleiding groter is dan 3 m. Plaatsing in een gemetseld rookgas
afvoerkanaal is even eens mogelijk (B13toestel).
– Indien het niet mogelijk of wenselijk is een trek regelaar te monteren moeten passende maatre-
ge len worden opgenomen zodat de schoorsteentrek gewaarborgd is. Indien de schoorsteentrek
veran dert in een overdruk situatie (>0,5mbar) moet de brander worden uit geschakeld
(B23toestel).
– De rookgasafvoerleiding dient zodanig te worden gelegd dat die geen brand kan veroorzaken.
Bij doorgang door wanden, vloeren, plafonds en dakbeschot dient een mantel buis toegepast te
worden.
– Het rookgasafvoerkanaalmoet een temperatuurbestendigheid hebben van T=300ºC.
– De rookgasafvoerleiding dient doelmatig te worden opgehangen en mag niet op de luchtverwar-
mer worden afgesteund .In verband met het schoonmaken van het toestel is tussen de rookgas-
afvoerleiding en de rookgasuitmonding van het toestel een ruimte van ca 200mm noodzakelijk.
Toepassing van een los neembare verbinding (klemband) is hierbij gebruikelijk.
– Indien een toestel is uitgevoerd met een trekregelaar, kan onder invloed van valwinden kort-
stondig rookgassen in de stookruimte of opstellingsruimte terecht komen.
– Er mag geen condensaat via de rookgasafvoer in het toestel komen. Daarom is het noodzakelijk
dat de rookgasafvoerleiding een T-stuk met afdekdop bevat.doet aan deze eisen.
2.3 Trekregelaar [11]
Plaats de trekregelaar op een T-stuk tussen de rookgasafvoerleiding.
Het is noodzakelijk de trekregelaar af te stellen.
Plaats de trekregelaar met het gewichtje naar onderen zie [11]. Stel het gewichtje zodanig af dat
de trekregelaar verticaal blijft staan. Let op ! de trekregelaar beslist niet horizontaal monteren.
2.4 Gasaansluiting
De installatie van de gasleiding en gaskraan moet voldoen aan de geldende plaatselijke en/of lande-
lijke voorschriften. De gaskraan, moet zich binnen handbereik vanaf het toestel bevinden. Bij afper-
sen van de aansluitleiding boven 60mbar moet deze gaskraan gesloten worden. Pas bij twijfel over
30