Projekt1__ 26.06.13 14:14 Seite 20
NL
brandgevaar -
De gasverwarmingsblazer mag niet op een
■
licht brandbare ondergrond in werking
worden gesteld – brandgevaar -
De gasverwarmingsblazer dient te worden
■
opgesteld en gebruikt op een effen, niet
hellend, onbrandbaar en stevig vlak.
De ruimtes waarin het toestel wordt
■
opgesteld dienen van voldoende ver- en
ontluchting te zijn voorzien.
Er dienen luchtverversings-openingen van
minstens 750 cm² te worden voorzien. De
minimumgrootte van de ruimte mag niet
kleiner zijn dan 300 m³.
De gasverwarmingsblazer mag niet worden
■
gebruikt in kelderverdiepingen of onder de
begane grond (ruimtes lager dan het
gelijkvloers niveau).
De gasverwarmingsblazer mag niet worden
■
gebruikt voor het verwarmen van
bewoonbare vertrekken in woongebouwen.
Voor het gebruik in openbare gebouwen zijn
de nationale voorschriften in acht te nemen!
De gasverwarmingsblazer niet gebruiken in
■
vrijetijdsvoertuigen zoals caravans,
mobilhomes of boten.
Het voortdurende verblijf van personen in
■
de opstellingsruimte is verboden.
Gebruik de gasverwarmingsblazer niet in
■
ruimtes waarin er zich reeds een gasfles
bevindt.
De verwarmingsblazer mag niet in de buurt
■
van andere verwarmingstoestellen
(minimumafstand 1 m), of van ontvlambare
of explosieve materialen in gebruik worden
genomen.
De gasverwarmingsblazer moet zodanig
■
worden opgesteld dat de veiligheidsafstand
tot brandbare materialen en wanden en de
behuizing aan de luchtaanzuigkant 2 m, aan
de luchtuitlaatkant 3 m, zijdelings 1 m en
naar boven 1,50 m bedraagt.
De verwarmingsblazer niet bewegen terwijl
■
hij in werking is.
De afsluiter van de fles met vloeibaar gas
■
dichtdraaien voordat u de
verwarmingsblazer verplaatst en nadat u
hem heeft uitgeschakeld.
Gebruik enkel de door de fabrikant
■
opgegeven soorten gas en flessen met
20
vloeibaar gas.
De fles met vloeibaar gas dient in een goed
■
verluchte ruimte verwijderd van open
vlammen (kaarsen, sigaretten, andere
toestellen met open vlammen) te worden
verwisseld. De afsluiter van de gasfles moet
daarbij dichtgedraaid zijn.
Controleer of de dichting van de
■
drukregelaar correct is gemonteerd en zijn
functie kan vervullen.
In geval van gaslek mag de
■
gasverwarmingsblazer niet worden gebruikt
of, indien hij in werking is, moet de
gastoevoer worden onderbroken en moet
de gasverwarmingsblazer worden
gecontroleerd en in orde gebracht alvorens
hij opnieuw kan worden gebruikt.
In geval van een lek dient de afsluiter van de
■
gasfles onmiddellijk te worden
dichtgedraaid en deuren en ramen
opengezet.
Bij gasreuk geen licht in- of uitschakelen,
■
geen andere elektrische schakelaars
bedienen en geen telefoon, radiotelefoon of
gsm binnen de gevarenzone gebruiken.
Gebruik bij gasreuk geen open vlam (b.v.
■
aansteker, lucifer) en rook niet.
Ten minste eenmaal per maand en telkens
■
bij het verwisselen van de fles met vloeibaar
gas dienen de slangleidingen (gasslang) te
worden gecontroleerd. Wanneer de
slangleidingen tekens van broosheid of
andere beschadigingen vertonen moeten ze
door nieuwe slangleidingen van dezelfde
lengte en kwaliteit worden vervangen.
De gasslang moet binnen de opgegeven
■
intervallen worden vervangen.
Controleer of het toestel in een behoorlijke
■
staat verkeert en of de dichting op de
flesafsluiter aanwezig is. Er mogen geen
bijkomende dichtingen worden gebruikt.
Flessen met vloeibaar gas dienen te worden
■
beschermd tegen de felle zon en mogen
slechts rechtstaand worden opgeborgen.
De gasverwarmingsblazer mag alleen
■
worden gebruikt mits een
tussengeschakelde drukregelaar met een
toegestane uitgangsdruk, zie kenplaat en
fabrieksafstelling.
De gasslang mag niet worden geknikt of
■