Scorpius
•
Schakel de stroom pas in wanneer u goed hebt plaatsgenomen op de zitting.
•
Zorg ervoor dat de stroom is uitgeschakeld voordat u op of van de scooter stapt. Zo weet u
zeker dat u de wigwag-besturing niet per ongeluk activeert. Dit zou tot letsel kunnen leiden.
•
Houd uw gewicht in het midden van de bodemplaat. Wanneer al uw gewicht op de rand van de
bodemplaat rust, kan de scooter uit balans raken.
•
Spuit of spat geen water op de scooter en bewaar deze niet onder vochtige omstandigheden,
zoals regen of sneeuw. Dit kan de elektronica beschadigen.
•
Verwijder geen veiligheidsgerelateerde onderdelen van de scooter, zoals de antikantelsteunen.
•
Gebruik geen niet-geautoriseerde onderdelen, zoals accu's of acculaders, in combinatie met de
scooter.
•
Gebruik alleen accessoires die worden aangeleverd door de oorspronkelijke leverancier.
•
Overschrijd de maximaal toegestane belasting van de scooter niet. De scooter kan hierdoor uit
balans raken.
•
Vertoont de scooter storingen, staak dan onmiddellijk het gebruik en neem contact op met uw
leverancier.
•
Wees extra voorzichtig bij het besturen van de scooter. De noodstop kan worden geactiveerd
door bijvoorbeeld een scooterstoring, stroomgebrek, overspanning of elektromagnetische
interferentie.
Oefentips:
•
Bestuurt u voor het eerst een scooter, dan is het verstandig om te oefenen in een open, veilige ruimte
met een vlakke, horizontale ondergrond (zoals een park of speeltuin).
•
Te oefenen basisfuncties: versnellen met de wigwag/wigwag loslaten/stoppen/achteruit rijden/keren/op
hellingen rijden.
•
Stel de snelheidsregelaar in op de laagste snelheid. Verhoog de snelheid geleidelijk naarmate u de
scooter beter leert kennen.
•
Zorg dat er iemand anders aanwezig is wanneer u oefent met uw scooter. Onthoud: u kunt
alleen een bekwaam bestuurder worden door te oefenen.
•
Oefen deze basisfuncties totdat u vindt dat u uw scooter beheerst.
Accessoires voor uw scooter:
•
Zelf inklappende versie: afstandsbediening x 1
•
Handmatig inklappende versie: sleutel x 2
2.2 WAARSCHUWINGEN VOOR HET RIJDEN
•
Voer voor elke rit een dagelijkse controle uit. Zie hoofdstuk 7-1.
•
Reik niet met uw lichaam over de rand van de scooter.
•
Gebruik geen mobiele telefoon en geen andere draadloze apparaten terwijl u de scooter bestuurt.
•
Gebruik de accu van de scooter niet om andere elektrische apparatuur op te laden, uitgezonderd
accessoires van de oorspronkelijke fabrikant.
•
Gebruik de scooter niet op een steilere helling dan is toegestaan. Zie hoofdstuk 2-4.
•
Ontwijk obstakels die de maximale hoogte overschrijden en rijd hier niet overheen. Zie hoofdstuk 2-5.
•
Bestuur de scooter niet onder gevaarlijke wegomstandigheden. Bestuur de scooter indien nodig met hulp
van een ander:
in donker, slecht weer zoals regen, sneeuw, mist, storm, en bij slecht zicht in het algemeen;
-
-
op smalle paden, spoorwegovergangen en oneffen terrein;
op nat gras, zand, grind of ander mogelijk gevaarlijk terrein.
-
•
Staak het gebruik van de scooter wanneer de accu leeg is. Wanneer u de scooter toch blijft gebruiken,
kan dat leiden tot schade aan de scooter.
•
Gebruik de scooter niet wanneer de zittingvergrendeling zich in de vouwpositie (rood) bevindt. De
scooter kan alleen worden gebruikt wanneer de zittingvergrendeling zich in de fixeerpositie bevindt
(groen). Zie hoofdstuk 4-6.
•
Moet u een bocht maken, rem dan af en houd uw zwaartepunt stabiel. Dit beperkt het risico op kantelen
of vallen aanzienlijk.
•
Spring niet op en schop niet tegen de voetplaat.
•
Stel de snelheidsregeling altijd in op de laagste snelheid wanneer u begint met rijden. Neem alle
relevante wet- en regelgeving met betrekking tot voetgangers en andere weggebruikers in acht.
1654767~A_
Gebruikershandleiding
81