CONTROLEER VÓÓR EN NA GEBRUIK
Voor veilig rijden en een lange levensduur van het voertuig wordt aangeraden om:
1 Alle vloeistofniveaus te controleren.
2 Een correcte werking van de remmen en remblokken te controleren (pag. 44-46).
3 De druk, algemene conditie en dikte van de trede te controleren (pag. 52).
4 De juiste spanning van de spaken te controleren.
5 De kettingspanning te controleren (pag. 53).
6 De afstelling en de goede werking van alle flexibele besturingskabels te con-
troleren.
7 Schroeven en bouten in het algemeen na te lopen.
8 Bij een draaiende motor de werking van de koplampen, achterlicht, remlicht,
richtingaanwijzers, controlelampjes en de claxon te controleren.
9 Het voertuig grondig te reinigen na gebruik op terrein (pag. 58).
INRIJDEN
Het inrijden duurt ongeveer 1000 km Gedurende deze periode wordt aangeraden
om :
Te voorkomen op constante snelheid te rijden.
-
- Door de snelheid aan te passen stabiliseren de verschillende componenten zich
gelijkmatig en sneller.
- Vermijd om de gashendel meer dan 3/4 over te draaien.
LET OP:
Na de eerste 1000 km de motorolie vervangen .
•
• Na het eerste gebruik als terreinwagen, moeten alle bouten gecontroleerd worden.
31
2
NL