2
CONTROLEER VÓÓR EN NA GEBRUIK
Voor veilig rijden en een lange levensduur van het voertuig wordt aangeraden om:
1 Alle vloeistofniveaus te controleren.
2 Een correcte werking van de remmen en remblokken te controleren (pag. 54).
3 De druk, algemene conditie en dikte van de trede te controleren.
4 De juiste spanning van de spaken te controleren.
5 De kettingspanning te controleren (pag. 63).
6 De afstelling en de goede werking van alle flexibele besturingskabels te contro-
leren.
7 Schroeven en bouten in het algemeen na te lopen.
8 Bij een draaiende motor de werking van de koplampen, achterlicht, remlicht,
richtingaanwijzers, controlelampjes en de claxon te controleren.
9 Het voertuig grondig te reinigen na gebruik op terrein (pag. 69)
INRIJDEN
Het inrijden duurt ongeveer 15 uur. Gedurende deze periode wordt aangeraden om:
1 Tijdens de eerste 3 uur dat de motor draait mag maar tot 50% van haar poten-
tie worden gebruikt. Bovendien mag de snelheid niet meer dan 7000 toeren
per minuut zijn.
2 In de volgende 12 uren dat de motor draait kan tot 75% van haar potentie
worden gebruikt.
LET OP:
Na de eerste 3 uur gemengde brandstof de motorolie en de versnellingsbakolie
vervangen.
Deze procedures moeten telkens worden herhaald wanneer zuiger, zuigerveren,
cilinderblok, krukas of motoras worden vervangen.
NL
30