D. REPARATIE EN ONDERHOUD.
WAARSCHUWING: DE VENTILATOR EN ONDERSTEUNENDE
CONTROLEAPPARATUUR MOETEN GEÏSOLEERD WORDEN VAN DE
STROOMVOORZIENING TIJDENS DE INSTALLATIE OF HET
ONDERHOUD.
1. De ventilator moet op bij de installatie passende tussenpozen worden
geïnspecteerd en schoongemaakt om ophoping van vuil en andere afzetting te
voorkomen.
2. Wrijf de inlaten en de voorkant met een vochtige doek tot ze schoon zijn.
De ventilator heeft gesealde, voor levensduur gesmeerde lagers, deze
hoeven dus niet te worden gesmeerd.
20