Gewiss
7.2.2. Aansluiting van de stroomtoevoer van het apparaat
Bedradingsvereisten
De aansluiting moet voldoen aan bepaalde vereisten:
Aansluitingsspecifieken
Type aansluiting
Aantal geleiders
Nominale stroom
Maximum diameter geleider
AANTEKENING: het is mogelijk om de in-uit aansluiting te realiseren tot maximum 2 in serie geschakelde oplaadpalen.
Aansluitprocedure
1.
Het oplaadstation wordt bekabeld door een eenfasige of driefasige kabel correct aan te sluiten en in de geschikte kabelwartel
te plaatsen. De beschikbare kabelwartels zijn M50, M40, M32 voor de vermogenskabels (geel gemarkeerd) en M16 voor de
gegevenskabels (rood gemarkeerd).
Afhankelijk van de versie van de oplaadunit zijn de bijgeleverde kabelwartels en doppen de volgende:
Versie
Eenfase 7,4 kW
Driefase 11 kW
Driefase 22 kW
2.
Sluit de voedingskabels L, N, PE aan, en zet de aardlekschakelaars en de overstroombeveiligingen in positie ON (gemarkeerd
met de donkere kleur op de volgende afbeelding).
Zoals zichtbaar op de afbeelding hierboven, zijn de eenfasige versies uitgerust met een driefasige scheidingsschakelaar om de
aansluiting van een driefasige lijn mogelijk te maken. Als de aankomstlijn eenfasig is, moet er een jumper worden gemaakt tussen fase
R en fase S.
270
Eenfase
2P + T
tot 64 A
Bijgeleverde
kabelwartels
M40
M32
M40
R S
T N
PE
R,S: Fasen R,S
N: Neutraal
PE: Aarde
Eenfase oplaadstation
Installatie en aansluiting van het apparaat
Driefase
3P + N + T
tot 64 A
1 x 70 mm2 (2 x 35 mm2)
Bijgeleverde doppen
M32, M50
M40, M50
M32, M50
R, S, T: Fasen R, S, T
7.55.4.502.0 - Installatie- en gebruikshandleiding
R S
T N
PE
N: Neutraal
PE: Aarde