• Vermijdt dat de vallende boom in een an-
dere boom blijft hangen. Let op de natuur-
lijke valrichting die van neiging en krom-
ming van de boom, van de windrichting en
het aantal tallen afhankelijk is.
• Sta bij steile terreinen steeds boven de te
vellen boom.
• Kleine bomen met een diameter van 15-18
cm kunnen normaal met 1 snede afge-
zaagd worden.
• Bij bomen met een grotere diameter moet
er met kerfsnijwerk en een valsnede ge-
werkt worden (zie onder).
Vel geen boom als er een sterke of
draaiende wind is of als er gevaar
voor beschadiging van eigendom
bestaat of als de boom op leidingen
zou kunnen vallen.
Zet onmiddellijk na einde van de
werkzaamheden de oorbescherming
af zodat u waarschuwingssignalen en
geluiden kan horen.
1. Snoeien:
Verwijder naar beneden hangende takken
door van boven naar onder te zagen. Snoei
nooit hoger dan op schouderhoogte.
2. Vluchtweg (afb. 14):
Verwijder het kreupelhout rond de boom
om makkelijk weglopen te garanderen. De
afb. 14
vluchtweg (A) moet ongeveer 45 ° achter
de geplande valrichting (B) liggen.
3. Kerven zagen (afb. 15):
Maak een valkerf in de richting waarin de
boom moet vallen.
Begin met een boven-zaagsnede. Maak
dan een horizontale snede van de onder-
kant te beginnen, die exakt met de bovenste
zaagsnede samenkomt (A). De kerf moet
een diepte van ongeveer ¼ van de stamdia-
meter en een hoek van 45° vertonen.
Ga nooit voor een boom staan die
ingekerfd is.
4. Valsnede (afb. 15):
Maak de valsnede aan de andere zijde van
de stam, terwijl u links van de boomstam
staat en met trekkende ketting zaagt. De
valsnede moet horizontaal ca. 3-5 cm bo-
ven de horizontale kerfsnede verlopen.
Schuif een wig of een breekijzer in de val-
snede van zodra deze diep genoeg is, om
vastklemmen van het zwaard te vermijden
(afb.16). De valsnede moet zo diep zijn dat
de afstand tussen valsnede en kerfl ijn min-
stens 1/10 van de stamdiameter bedraagt.
afb. 15
afb. 16
NL
B
47