Nederlands
schade aan planten en milieu. Een te
lage dosering kan leiden tot het uitblijven
van resultaten.
Om schade aan het milieu en planten te
voorkomen, het apparaat nooit
gebruiken:
Met te hoge of te lage werkdruk
–
Bij wind
–
Bij temperaturen boven de 30 °C in
–
de schaduw
Bij direct zonlicht
–
Om schade aan het apparaat en
ongelukken te voorkomen, het apparaat
nooit gebruiken met:
Ontvlambare vloeistoffen
–
Stroperige of plakkerige vloeistoffen
–
Etsende en zuurhoudende
–
middelen
Vloeistoffen, die warmer zijn dan
–
30 °C
Opslag
Bij een werkonderbreking het
–
apparaat niet blootstellen aan direct
zonlicht en warmtebronnen
Spuitmiddelen nooit langer dan een
–
dag in het spuitmiddelreservoir
laten zitten
Spuitmiddelen alleen in hiervoor
–
goedgekeurde flessen/blikken
opslaan en transporteren
Spuitmiddelen niet opslaan in
–
flessen/blikken bestemd voor
levensmiddelen, drank en
voedermiddelen
26
Spuitmiddelen niet opslaan bij
–
levensmiddelen, drank en
voedermiddelen
Spuitmiddelen uit de buurt houden
–
van kinderen en dieren
Het apparaat afgetapt, drukloos en
–
schoongemaakt opslaan
Het spuitmiddel en het apparaat zo
–
opbergen, dat onbevoegden hier
geen toegang toe hebben
Het spuitmiddel en het apparaat
–
droog en vorstvrij opbergen
Milieuverantwoord afvoeren
De resten van het spuitmiddel en de
spoelvloeistoffen van het apparaat niet
in open water, afvoeren, sloten,
greppels en goten en drainagesystemen
laten stromen.
Spuitmiddelresten en gebruikte
–
reservoirs volgens de plaatselijke
voorschriften voor afval
milieubewust afvoeren
Apparaat vasthouden en bedienen
Het apparaat met de rechter- of de
linkerhand op de handgreep
vasthouden.
Tijdens de werkzaamheden
Nooit in de richting van andere personen
spuiten – kans op letsel!
Let op bij gladheid, regen, sneeuw, ijs,
op hellingen, in oneffen terrein enz. –
kans op uitglijden!
Op obstakels letten: afval,
boomstronken, wortels, greppels – kans
op struikelen!
Op tijd rustpauzes nemen om
vermoeidheid en uitputting te
voorkomen – kans op ongelukken!
Rustig en met overleg werken – alleen
bij voldoende licht en goed zicht.
Voorzichtig werken, anderen niet in
gevaar brengen.
Niet op een ladder, niet op onstabiele
plaatsen werken.
Bij werkzaamheden in de buitenlucht en
in tuinen op micro-organismen letten
waarvoor de gebruikte middelen een
bedreiging kunnen vormen.
Niet in de buurt van elektriciteitskabels
werken – levensgevaar door elektrische
schokken!
Tussen het verwisselen van de
verschillende
plantenbeschermingsmiddelen het
complete apparaat reinigen.
Na de werkzaamheden
Alle onderdelen van het apparaat op
lekkage controleren.
Na beëindiging van de werkzaamheden
het apparaat, de handen, het gezicht en
zo nodig de kleding grondig reinigen.
SG 11