Uitpakken en opstellen
Pak het apparaat uit en controleer het grondig op
transportschaden. Eventuele schadeclaims, die door het
transport zijn ontstaan, moeten door de ontvanger bij de
vrachtrijder geldig worden gemaakt. Om het recht op
schadevergoeding niet te verliezen moet u geen blanco
handtekening plaatsen maar eerder zou een opmerking
geschreven moeten worden die het recht op schadeclaims
inhoudt, voor het geval dat na het uitpakken
transportschaden worden ontdekt.
Alle mededelingen betreffende dit apparaat moeten het
model- en serienummer bevatten; deze bevinden zich op
de achterkant bij de stroomtoevoer.
Zet na het uitpakken het apparaat op een goed
geventileerde, mogelijk stofvrije plaats neer. Let er daarbij
op dat de luchttoevoer bij de koelspleten niet versperd
worden.
Waarschuwing: Het is uiterst belangrijk de luchttoevoer om
het apparaat niet te beperken omdat dit een oververhitting
van het apparaat ten gevolg kan hebben en mogelijk
worden onderdelen in het apparaat beschadigd.
Er zou minimaal 200 mm vrije onbeperkte ruimte rondom
het apparaat moeten zijn. Om garantie te behouden leg
geen filters of afdekkingen voor de luchtinlaatspleten van
de stroomtoevoer.
Opmerking: Indien u het apparaat op uw schouder draagt,
dient er op gelet te worden dat de luchtinlaatspleten niet
worden afgedekt.
Operatie
Het apparaat dient door ervaren personeel geïnstalleerd te
worden. Alle verbindingen dienen aan de geldige
voorschriften te beantwoorden, in volledige
overeenstemming met de veiligheidsvoorschriften
(CENELEC HD 427).
Eisen betreffende de omgevingsruimte
Vóór de installatie en inbedrijfstelling van het apparaat
moet de gebruiker potentiële elektromagnetische storingen
in zijn omgeving in overweging nemen.
Het volgende is in overweging te nemen:
a)
Andere toevoer-, controle-, signaal- en
telefoonkabels boven, beneden en in de
aangrenzende omgeving van het lasapparaat:
b)
Radio-, televisie toestellen en ontvangers.
c)
Computers en andere controle apparaten.
d)
Veiligheids- en bewaking apparaten.
e)
De gezondheidstoestand van de aanwezige
personen, bijvoorbeeld pacemaker, hoorapparaten
enz.
f)
Meetapparaten die voor de kalibrering worden
gebruikt.
g)
Bescherming van andere apparaten in de omgeving
van het lasapparaat. Deze moeten verenigbaar zijn.
Hiervoor kunnen aanvullende voorzorgmaatregelen
betreffende bescherming vereist worden.
h)
De moment van de dag waarin de
laswerkzaamheden of andere werkzaamheden
uitgevoerd worden.
De grootte van de in overweging te nemen ruimte hangt af
van de structuur van het gebouw en van de overige, op de
zelfde tijd plaatsvindende activiteiten; dit kan zich zelfs tot
de bijgebouwen uitstrekken.
Emissiereductie
Hoofdstroomtoevoer
Het lasapparaat dient volgens de aanwijzingen van de
producent aan de hoofdstroomtoevoer aangesloten te
worden. Indien storingen optreden, kan het noodzakelijk
zijn aanvullende maatregelen te nemen, bijv. het
aanbrengen van een filter in de hoofdstroomtoevoer. De
stroomvoeding van vast geïnstalleerde lasapparaten moet
met een isolatiebuis over de totale kabellengte beschermd
worden. Laskabels moeten zo kort mogelijk zijn.
Vóór het gebruik van deze stroomtoevoer moeten de
CENELEC normen HD 407 en HD 433 zorgvuldig gelezen
worden. De isolatiekabel, bevestigingsklem voor
elektroden, stekker en stopcontacten moeten
gecontroleerd worden en men moet er zich van overtuigen
dat de lengte en de doorsnede van de laskabels in
overeenstemming met de gekozen stroomsterkte zijn:
tot 5 m kabellengte: nimale doorsnede 16 mm
5 -20 m
kabellengte: minimale doorsnede 25
2
mm
20 -30 m
abellengte: minimale doorsnede 35
2
mm
20-30 m Kabellänge: Mindestquerschnitt 35 mm
Beschrijving van het schakelbord
Aan het schakelbord bevinden zich:
•
Regelknop voor stroom
•
Kabelverbinding voor elektroden en aardklemmen
•
Lasstroom LED-indicatie (OK als aan)
•
Het gele LED-lampje is in normale staat uit. Indien het
ampje aan is, kunnen de volgende storingen
aangegeven worden:
•
als de netspanning buiten het bereik van ± 10% ligt,
•
als het lasapparaat wordt overbelast.
Lassen met mantelelektroden
Het lasapparaat is voor alle soorten van elektroden
geschikt als ook voor cellulose elektroden (AWS 6010).
Gebruik een bevestigingsklem voor elektroden, zonder
uitstekende borgschroeven, die aan de huidige
veiligheidsstandaards beantwoorden. Overtuigt u zich dat
de hoofdschakelaar op de achterkant van het lasapparaat
op de positie "0" is ingesteld, resp. dat de kabel van de
hoofdtoevoer niet in het stopcontact zit. Verbind de
laskabels, in overeenstemming met hun polariteit en
volgens de aanwijzingen van de producent van de
elektroden. Het lasstroomcircuit mag niet opzettelijk in
direct contact met de beschermkabel gebracht worden,
tenzij aan het lasdeel.
Als de aarding met de beschermkabel bewust aan het
werkstuk wordt gemaakt, dient de verbinding zo kort
mogelijk te zijn. De dwarsdoorsnede van de
beschermkabel dient minimaal zo groot te zijn als de
dwarsdoorsnede van de terugvoerkabel van de lasstroom.
Beide kabels moeten aan het zelfde werkstuk aangesloten
worden. Gebruik de aardklemmen aan het apparaat of een
aardklem in de buurt. Alle voorzorgsmaatregelen dienen
zodanig genomen te worden, om ongewenste stroom te
vermijden. Controleer of de netspanning met de
ingangsspanning van het apparaat correspondeert.
Verbinding van de hoofdstroomkabel: bij het aanbrengen
van de stekker moet op de juiste capaciteit gelet worden
en dat de geelgroene draad van de hoofdkabel met de
aardstekker verbonden is. De capaciteit van de thermische
magneetschakelaar of van de beveiligingen in de
hoofdstroomleiding moeten groter of gelijk aan de door het
apparaat absorberende stroom l1 zijn.
De absorberende stroom l1 is aan de hand van de
technische specificaties van het apparaat, in
overeenstemming met de hoofdtoevoerspanning U1, te
bepalen. Alle verlengkabels moeten een dwarsdoorsnede
hebben die aan de geabsorbeerde stroom l1 beantwoordt.
Schakel de stroomtoevoer aan de hoofdschakelaar aan de
achterkant van het apparaat in.
WAARSCHUWING:
ELEKTRISCHE SCHOKKEN KUNNEN DODELIJK ZIJN!
2
2
32