Bediening
6.3.6 Afstandsbediening gebruiken
Wanneer de afstandsbediening (pagina 5-14) met de besturingseenheid wordt verbonden, kan een gebruiker
de camera-eenheid vanaf een plek buiten het steriele gebied regelen.
De balkindicatoren van de parameters worden ook weergegeven op de camera-eenheid.
Afbeelding 6-10: afstandsbediening
1
Schakelaar voor afstandsbediening
De prioriteit voor de afregeling kan worden gewisseld tussen afstandsbediening en camera-eenheid door de
toets REMOTE in te drukken. Bij het inschakelen van de PDE wordt de prioriteit toegewezen aan de
afstandsbediening.
Note
2
Indicator voor afstandsbediening
Als de afstandsbediening de prioriteit over de afregeling heeft, dan brandt deze indicator. Als de prioriteit aan
de camera-eenheid is toegewezen, dooft de indicator.
Note
3
Helderheidsregelaar
De helderheid wordt via deze regelaar ingesteld. De stand "10" komt overeen met de normale helderheid.
Instelbereik van de helderheidsregelaar
Omdat de helderheid door de camera-eenheid
gewoonlijk rond niveau 5 of 4 wordt ingesteld, is het
regelbereik van de helderheidsregelaar van de
afstandsbediening hierop afgestemd, zodat u
hiermee een fijninstelling binnen dit bereik kan
uitvoeren.
Mocht een groter bereik nodig zijn, wijst u de
regelprioriteit weer aan de camera-eenheid toe.
Pagina 6-24
Wij adviseren om de afstandsbediening los te koppelen, wanneer deze niet wordt
gebruikt.
Als de prioriteit van de afstandsbediening naar de camera-eenheid wordt
gegeven, worden de regelniveaus automatisch overgebracht (dit is omgekeerd
niet het geval).
HELDERHEID
Camera-eenheid
Afstandsbediening
Instructiehandleiding PDE
Versie 1.30E