Bediening
6.3.3 Functies voor BEELDVERBETERING
Met de functies voor beeldverbetering kan de beeldkwaliteit worden verbeterd door contrast en helderheid in
te stellen, waardoor het fluorescentiebeeld duidelijker wordt.
1. Instelling van het contrast
Met de contrastregelaar kan de amplitude van het beeldsignaal en zodoende het beeldcontrast worden
ingesteld. Het contrast kan in 5 stappen worden ingesteld. De onderste balk vertegenwoordigt het normale
contrast en beeldverbetering kan worden verkregen door dit niveau stap voor stap te verhogen.
Afbeelding 6-5: instelling van het contrast
Note
2. Instelling van de helderheid
Met de helderheidsregelaar kan de achtergrondwaarde van het beeldsignaal en zodoende de helderheid
worden ingesteld. De helderheid kan in 5 stappen worden ingesteld. Het volledige aantal balken
vertegenwoordigt de normale helderheid en beeldverbetering kan worden verkregen door dit niveau stap voor
stap te verminderen.
Afbeelding 6-6: instelling van de helderheid
Note
Pagina 6-20
Normaal contrast
Als het gehele beeld te licht en moeilijk te zien is, dan is het contrast te sterk
verhoogd. Verlaging van het contrast verbetert de beeldkwaliteit dan weer.
Normale helderheid
Als het beeld te donker is, werd de helderheid te sterk verminderd. Verhoging
van de helderheid verbetert de beeldkwaliteit dan weer.
Verbeterd contrast
Verbeterde helderheid
Instructiehandleiding PDE
Versie 1.30E