Alle delen (Afb. 1-5):
B
Beeldschermmodule
C
LCD-beeldscherm
D
Tubus
E
Objectiefrevolver
F
Objectief
G
Objectdrager (hier: permanent preparaat)
H
Microscooptafel
I
Collectorlens
J
LED-verlichting (doorlicht)
1)
Microscoopvoet
1!
Werklicht
1@
Aan/Uit-knop voor de beeldschermmodule
1#
LED-verlichting oplicht (enkel te gebruiken met 4x objectief )
1$
Kruistafel
1%
Kleurenfilterschijf
1^
Scherpstellingswiel
1&
Stroomaansluiting
1*
Dimmer
1(
Keuzeschakelaar voor de verlichting
2)
Invoertoetsen
2!
Opnametoets
2@
Menutoetsen
2#
Wisseltoets
2$
Noniusschalen
2%
Bevestigingsschroef
2^
Kruistafelaandrijving voor/terug
2&
kruistafelaandrijving links/rechts
2*
Hefboom voor de klemhouder
2(
Klemhouder
3)
Vrij scherm (zonder kleurenfilter)
3!
Kleurenfilter
3@
USB-kabel
3#
Doos met 10 Objectdragers, 10 dekglaasjes en 5 permanente preparaten
3$
A) Microscoopbestek; B) Pipet; C) Pincet
3%
Broedinstallatie voor garnalen
3^
Microtom
3&
Preparaten: A) Gist; B) "Gum-Media"; C) Zeezout D) Garnaleneieren
3*
Stroomstekker
3(
Nylonkoffer
1. Standplaats, Aansluitmogelijkheden
Voor u met de opbouw van uw microscoop begint, kiest u een geschikte
standplaats.
Dan moet u erop letten, dat uw microscoop op een stabiele, schokvrije
ondergrond wordt gezet.
Voor de waarneming met de elektrische LED-verlichting en het LCD-oculair
(Beeldschermmodule), hebt een stroomaansluiting van (220—230 V) nodig.
De microscoop heeft een interface voor een PC (USB-poort).
2. Ingebruikneming, elektrische LED-verlichting
Vóór de ingebruikneming controleert u of de keuzeschakelaar voor de
verlichting (Afb. 1.19) op de positie "OFF" (Uit) is ingesteld.
De microscoop is met 2 LED-verlichtingseenheden uitgerust. De verlichting kan
op drie manieren plaatsvinden. Kies aan de keuzeschakelaar (Afb. 1.19) de
positie "I" om het object vanonder (met doorlicht) of "II" om het van boven (met
oplicht) te verlichten. Met de positie "III" kan het object van boven en beneden
gelijktijdig worden verlicht. De doorlichteenheid (Afb. 1.9) wordt voor
doorzichtige preparaten (preparaten op glasdrager) gebruikt. Om vaste,
ondoorzichtige objecten te bekijken, kiest u de oplichteenheid (Afb. 1.13) Het
gebruik van de oplichteenheid is enkel bij de inzet van het 4x objectief zinvol.
Het gebruik van beide verlichtingen gelijktijdig is enkel bij halfdoorzichtige
objecten zinvol. Deze werkwijze is niet aan te bevelen bij doorlichtobjecten op
objectdragers omdat hierbij reflecties op de objectdragers kunnen komen.
Voor de ingebruikneming wordt de meegeleverde stroomstekker (Afb. 5.38) met
de stroomaansluiting (Afb. 1.17) achter aan de microscoopvoet (Afb. 1.10) en
met een stopcontact (220-230 V) verbonden. Aansluitend schakelt u via de
keuzeschakelaar van de verlichting de gewenste verlichting in en u stelt de
gewenste helderheid met de dimmer (Afb. 1.18) in.
Daar het toestel met een traploze, regelbare verlichting (dimmer) is uitgerust,
wordt een optimale uitlichting van het observatieobject gewaarborgd.
3. Observatie
3.1 Algemeen bij de microscoopobservaties
Nadat u de microscoop hebt opgebouwd en de geschikte verlichting hebt
ingesteld, gelden de volgende grondbeginselen:
a) Begin elke waarneming met een oculair met de laagste vergroting. Het
centreren en instellen van het te observeren object wordt hierdoor
gemakkelijker.
Rijd de microscooptafel (Afb. 1,7) d.m.v. het scherpstellingswiel (Afb. 1.16)
helemaal naar beneden en draai dan de objectiefrevolver (Afb. 1,4) tot deze op
de laagste vergroting in elkaar sluit.
b) Begin met een gemakkelijke observatie. Plaats hiervoor een permanent
preparaat (afb. 1+3.6) direct onder het objectief op de microscooptafel
(Afb. 1+3.7) door het op de kruistafel (Afb. 1+3.14) te klemmen. Hiervoor drukt
u eerst de hefboon voor de klemhouder (Afb. 3.28) opzij, u legt het permanent
preparaat aan de kruistafel en u laat de klemhouder (Afb. 3.29) voorzichtig tot
aan het permanent preparaat terugkomen. Het te observeren object moet
precies boven/onder de verlichting liggen. Om dit te bereiken bevinden er zich
aan de kruistafel twee kartelschroeven, de zogenaamde kruistafelaandrijvingen
(Afb. 3.26+27) Door aan deze schroeven te draaien wordt een precieze
positionering van het object, in rechts- of linksrichting (Afb. 3.27) en naar voor
of terug (afb. 3.26) mogelijk.
c) schakel het LCD-beeldscherm aan door de Aan/Uit-schakelaar op de
beeldschermmodule te drukken (Afb. 1+2.12), het rode werklicht (Afb.1+2.11)
gaat branden. Kijk dan op het LCD-beeldscherm (Afb. 1+2.2) en draai
voorzichtig aan het scherpstellingswiel (afb. 1.16) tot het beeld scherp is- Met
de kruistafel kunt u nu de gewenste plaats van het object op het LCD-
beeldscherm centreren.
d) Voor hogere vergrotingen draait u de objectiefrevolver (Afb. 1,4) op een
hogere instelling (objectieven 10x en 40x)
Opgelet:
Vooraleer u de objectiefinstelling verwisselt, voert u de microscooptafel
(Afb. 1,7) eerst helemaal naar beneden. Daardoor kunt u eventuele
beschadigingen vermijden!
Hoe hoger de vergroting, des te meer licht is nodig voor een goede
beeldkwaliteit.
Belangrijke opmerkingen:
Afhankelijk van het gebruikte preparaat voeren hoge vergrotingen in enkele
gevallen niet tot een beter beeld! Bij een gewijzigde vergrotingsinstelling door
objectiefverwisseling moet de beeldscherpte met het scherpstellingswiel
(Afb. 1.16) opnieuw worden ingesteld. Ga hierbij voorzichtig te werk. Indien u
de microscooptafel te snel naar boven voert, kunnen zich het objectief en de
objectdrager raken en beschadigd worden!
16