GEBRUIK NOOIT EEN GEWOON ZAAGJE ,
omdat de spaanders in de leiding terecht kunnen komen en in de installatie in circulatie
worden gebracht waardoor de componenten ernstig beschadigd kunnen raken (afb. 19a).
c. Braam de leidingen af met het daarvoor bestemde werktuig.
Onmiddellijk na het snijden en afbramen moeten de uiteinden van de leiding ver-
zegeld worden met isolatietape.
d. Indien geen voorgeïsoleerde leidingen gebruikt worden, moeten de leidingen in isolatiemateriaal gestoken
worden dat de volgende kenmerken bezit:
• materiaal: geëxpandeerd polyurethaan met gesloten cellen
• Max. transmissie coëfficiënt: 0,45 W/ (K x m
• Minimumdikte: 6 mm (voor de vloeistoflijnen)
• Minimumdikte: 9 mm (voor de gaslijnen)
Steek beide leidingen niet in dezelfde mantel aangezien de perfecte werking van
de installatie dan gecompromitteerd wordt (afb. 19b).
e. Verenig zorgvuldig de eventuele verbindingen van de mantel met plakband.
f. Steek de bevestigingsmoer in de buis alvorens de buis de mechanische perskoppeling te gebruiken (afb. 20).
g. Breng de binnenbraam op de uiteinden van de leidingen tot stand met behulp van het daarvoor bestemde
werktuig. Doe dit op onberispelijke wijze zonder breuken, barsten of scheuren te veroorzaken (afb. 20).
h. Smeer het schroefdraad van de aansluiting met olie voor koelvloeistoffen.
GEBRUIK GEEN ENKEL ANDER TYPE SMEERMIDDEL.
i. Schroef de moer van de leiding
met de hand vast op het schroef-
draad van de aansluiting.
l. Schroef definitief de moer dicht.
Gebruik een vaste sleutel om het
schroefdraadgedeelte van de
koppeling vast te houden (om
vervorming te voorkomen) en een
momentsleutel voor de moer (afb. 21).
Stel de momentsleutel af op de
geschikte waarde, volgens de
buisafmetingen.
2.6.4 - Testen en controles
Nadat de leidingen aangesloten zijn, dient de perfecte afdichting van de installatie gecontroleerd te worden:
Ga als volgt te werk:
a. Draai de sluitdop (20) van de dienstkoppeling van de gaslijn los (afb. 22).
b. Sluit een tank met watervrije stikstof met buigzame leiding met een aansluiting van 5/16" en een druk-
verlager aan.
c. Open de kraan van de tank en de drukverlager en zet de circuitdruk op 3 bar. Sluit de tank.
d. Indien de druk na drie minuten niet afneemt, bevindt het circuit zich in optimale omstandigheden en kan
de druk op 15 bar gebracht worden door de tank te openen.
e. controleer na weer drie minuten of de druk op 15 bar blijft.
f. Breng voor de veiligheid een zeepoplossing aan op de aansluitingen en kijk of er bellen ontstaan, hetgeen
op een gaslek wijst.
g. Als bij een drukverlaging met behulp van een zeepoplossing geen lekken worden gevonden op de
aansluitingen, hetgas R32 in het circuit spuiten en het lek met een lekzoeker opsporen.
Daar het circuit vrij is van laspunten kan lekverlies enkel op de koppelpunten aanwezig zijn. Draai in dit
geval de moeren vaster aan of doe het koppelen met de mechanische perskoppelingen over.
NL - 20
) of 0.39 kcal/(h x c x m
2
2
Diameter externe
Aanhaalmoment
buis
ø 6,35 mm
ø 0.25"
(180~200 kgf/cm)
ø 9,52 mm
ø 0.375"
(320~390 kgf/cm)
)
(N.cm)
18~20
32~39