Wielvergrendeling één hand
Uw rolstoel is uitgerust met twee sets wielvergrendelingen, aan de linker-
en rechterkant. Ze komen rechtstreeks op de banden terecht. Om ze in te
schakelen drukt u de vergrendelingshendel naar voren tegen de stop aan.
Om het wiel vrij te geven, trekt u de hendel weer naar zijn oorspronkelijke
positie.
Het remvermogen vermindert wanneer:
• het loopvlak van de band versleten is;
• de bandendruk niet voldoende is;
• de banden nat zijn;
• de wielvergrendelingen niet goed afgesteld zijn.
WAARSCHUWING!
•
De parkeerremmen zijn niet bedoeld om als rem voor een bewegende
rolstoel te dienen.
•
U mag de wielvergrendelingen dan ook niet gebruiken om een
bewegende rolstoel te doen remmen.
•
Rem altijd met behulp van de hoepels.
•
Zorg ervoor dat de afstand tussen de banden en de wielvergrendelingen
voldoet aan de vermelde specificaties.
Om die afstand aan te passen, draait u schroeven (1) los en stelt u de juiste
afstand in.
Draai de schroef weer vast, Fig. 6.2.4 - 6.2.5 (zie de pagina over torque
sleutel).
OPGELET!
Telkens wanneer u de achterwielen hebt bijgesteld, moet u nagaan of de
afstand tot de wielvergrendelingen in orde is. Pas die indien nodig aan.
NEON 2 SA
Fig. 6.2.4
Fig. 6.2.5
1
79
3,0 mm
3,0 mm
1
Rev.B