6. Montage
• Maak eerst de montagering en houderring van de bewakingscamera los. Hiervoor moeten de drie kleine
stelschroeven in de houder worden losgemaakt zodat de montagering en houder van de bewakingsca-
mera kunnen worden afgenomen.
• Markeer de overeenkomstige posities doorheen de drie bevestigingsopeningen van de montagering als u
gaten moet boren om de montagering te bevestigen.
Ook voor de doorvoering van de aansluitkabel moet op de montageplaats een voldoende groot gat wor-
den geboord als deze onzichtbaar en beveiligd tegen manipulatie moet worden aangelegd.
Let bij het boren of vastschroeven op, geen aanwezige kabels of leidingen te beschadigen.
Kies de montageplaats zo dat deze tegen manipulatiepogingen aan de bewakingscamera is
beschermd. De bewakingscamera moet op een minimumhoogte van 2,5 m worden gemonteerd.
• Voer de aansluitkabel hetzij zijdelings onder de montagering uit of steek het door een aanwezige opening
in de muur, waar u de montagering wilt vastschroeven.
Bescherm de stekker daarbij, bv. met een kleine plastic zak tegen stof en vuil.
Wanneer de aansluitkabel te kort is (afhankelijk van de muursterkte of montagepositie) moet u
een geschikte aansluitbox gebruiken. Naargelang de montageplaats van de camera moet deze
aansluitbox geschikt zijn voor montage buiten.
In de aansluitbox kan dan de kabelverbinding voor de videouitgang of de stroomtoevoer worden
geplaatst, samen met de behuizing met de stuurhendel die zich in de kabel van de bewakings-
camera bevindt.
Plaats de kabel zo dat deze tegen manipulatie is beschermd, bijvoorbeeld in een kabelkanaal.
• Plaats de bewakingscamera op de montagering en bevestig vervolgens de houderring. Stel de camera
overeenkomstig af en draai de drie kleine stelschroeven in de houderring vast zodat de houderring en
camera vast op de montagering bevestigd zijn.
70