CONTRAST
SATURATION
7.6
Spiegel- en draaifunctie
Gebruik de functies MIRROR en FLIP om het beeld te spiegelen of te
draaien.
Menu: IMAGE > TURN > MIRROR
Selecteer ON om het beeld te
spiegelen; selecteer OFF om het beeld
ongewijzigd te laten.
Menu: IMAGE > TURN > FLIP
Selecteer ON om het beeld
ondersteboven te draaienselecteer OFF
om het beeld ongewijzigd te laten.
7.7
Helderheid
Gebruik deze optie om de helderheid van het beeld in te stellen (0–
250).
Menu: IMAGE > BRIGHTNESS
7.8
Dag/Nacht
De camera schakelt automatisch tussen kleurenmodus (overdag) en
zwart-witmodus ('s nachts).
Gebruik deze functie om de dag- en nachtwerking van de camera te
controleren.
V. 01 – 09/01/2015
CAMCOLD26/CAMCOLD26W
EDGE: gebruik deze optie om de beeldscherpte
van de randen in het beeld in te stellen.
AUTO: automatische regeling.
MANUAL: manuele regeling (0–15).
Gebruik deze optie om het beeldcontrast te
optimaliseren.
AUTO: automatische regeling.
MANUAL: manuele regeling (0–15).
GAIN MAP: geavanceerde contrastinstelling.
Gebruik deze functie om de kleurverzadiging in te
stellen.
AUTO: automatische regeling.
MANUAL: manuele regeling (0–15).
18
©Velleman nv