Apparaat inschakelen
Het apparaat met de toets Aan/Uit ÿ inschakelen.
De temperatuurindicatie toont de ingestelde
temperatuur.
Het apparaat begint te koelen. De verlichting
is ingeschakeld wanneer de deur open is.
Wij adviseren een temperatuurinstelling van +4 °C
voor de koelruimte.
Bewaar gevoelige levensmiddelen niet warmer dan
+4 °C.
Aanwijzingen bij het gebruik
▯
Na het inschakelen kan het een aantal uren duren
voordat de ingestelde temperaturen zijn bereikt.
Vóór die tijd geen levensmiddelen in het apparaat
leggen.
▯
De temperatuur in het vriesvak is afhankelijk van
de temperatuur in de koelruimte. Warmere
temperaturen in de koelruimte veroorzaken ook
warmere temperaturen in het vriesvak.
▯
De voorzijde van het apparaat achter de deur
wordt gedeeltelijk licht verwarmd waardoor de
vorming van condenswater in de buurt van de
deurafdichting wordt voorkomen.
96
Instellen van de temperatuur
Het vriesvak
De temperatuur in de koelruimte beïnvloedt de
temperatuur in het vriesvak. Verander de temperatuur
in de koelruimte om de temperatuur in het vriesvak te
veranderen. Een hoger ingestelde
koelruimtetemperatuur veroorzaakt een hogere
vriesvaktemperatuur.
Koelruimte
De temperatuur is instelbaar van +3 °C tot +8 °C.
Temperatuurinsteltoetsen +/- meermaals indrukken tot
de gewenste koelruimtetemperatuur is ingesteld.
De laatst ingestelde waarde wordt in het geheugen
opgeslagen. De ingestelde temperatuur wordt
aangegeven op de temperatuurindicatie.
Verskoelruimte
De temperatuur in de verskoelruimte wordt rond de 0
°C gehouden.
Aanwijzing
Wanneer zich vorst vormt op het koelgoed in de
verskoelruimte, de temperatuur warmer instellen (zie
hoofdstuk Kleine storingen zelf verhelpen).