Inbedrijfstelling
4.5
Menu Instellingen solarsysteem (systeem 1)
OPMERKING:
Schade aan de installatie door een defecte pomp!
▶ Vul en ontlucht de installatie voor het inschakelen, zodat de pompen
niet drooglopen.
De basisinstellingen zijn in de kolom Instelbereiken vetgedrukt weerge-
geven.
Het volgende overzicht beschrijft kort het menu Zonne-instellingen. De
menu's en de daarin beschikbare instellingen zijn op de volgende pagi-
na's uitvoerig beschreven. De menu's zijn afhankelijk van de geïnstalleer-
de bedieningseenheid en de geïnstalleerde solarinstallatie.
Overzicht menu Zonne-instellingen
• Zonnesyst. geïnstalleerd – Alleen wanneer bij dit menupunt "Ja"
wordt getoond, zijn instellingen voor de solarinstallatie beschikbaar.
• Zonneconfiguratie veranderen – Functies voor de solarinstallatie
kunnen worden toegevoegd.
• Actuele zonneconfiguratie – Grafische weergave van de momen-
teel geconfigureerde solarinstallatie.
• Zonneparameter – Instellingen voor de geïnstalleerde solarinstalla-
tie.
– Zonnecircuit – Instellingen van parameters in het solarcircuit
– Boiler – Instelling van parameters voor de boiler
– cv-ondersteuning – Warmte uit de boiler kan worden gebruikt
voor verwarmingsondersteuning.
– Zonne-opbrengst/optimalisatie – De gedurende de dag te ver-
wachten solaropbrengst wordt ingeschat en daarmee wordt bij de
regeling van de warmteproducent rekening gehouden. Met de in-
stellingen in dit menu kan de besparing worden geoptimaliseerd.
– Omladen – Met een pomp kan warmte uit de voorverwarmings-
boiler worden gebruikt, om een buffervat of een boiler voor de
warmwaterbereiding op te warmen.
– Solar warm water – Hier kunnen instellingen bijvoorbeeld voor
thermische desinfectie worden uitgevoerd.
• Zonnesysteem starten – Nadat alle benodigde parameters zijn inge-
steld, kan de solarinstallatie in bedrijf worden genomen.
4.5.1
Solarparameter
Zonnecircuit
Menupunt
Instelbereik: functiebeschrijving
Modulatie
Het rendement van de installatie verbetert, wanneer het
zonnepomp
temperatuurverschil op de waarde van het inschakeltem-
peratuurverschil wordt geregeld
( Insch. vers. zonnepomp).
▶ Activeer de "Match-Flow"-functie in het menu
Zonneparameter > Zonne-opbrengst/optimalisatie.
Opmerking: schade aan de installatie door een defecte
pomp!
▶ Schakel de toerentalregeling op de bedieningseenheid
uit, wanneer een pomp met geïntegreerde toerentalre-
geling is aangesloten.
Nee: de solarpomp wordt niet modulerend aangestuurd.
De pomp heeft geen aansluitklemmen voor PWM of 0-10 V
signalen.
PWM: de solarpomp (hoogrendementpomp) wordt mo-
dulerend via een PWM-signaal aangestuurd.
0-10V: de solarpomp (hoogrendementpomp) wordt mo-
dulerend via een analoog 0-10 V signaal aangestuurd.
34
Menupunt
Instelbereik: functiebeschrijving
Min. toerental
5 ... 100 %: het hier ingestelde toerental van de geregelde
zonnepomp
solarpomp kan niet worden onderschreden. De solarpomp
blijft net zolang op dit toerental, tot het inschakelcriterium
niet meer geldt of het toerental weer wordt verhoogd.
De procentuele opgave heeft betrekking op het minimale
en maximale toerental van de pomp. 5 % komt overeen
met het minimale toerental +5%. 100 % komt overeen met
het maximale toerental.
Insch. vers.
6 ... 10 ... 20 K: wanneer de collectortemperatuur de boi-
zonnepomp
lertemperatuur met het hier ingestelde verschil over-
schrijdt en aan alle inschakelvoorwaarden is voldaan, is de
solarpomp actief (min. 3 K groter dan Uitsch. vers. zonne-
pomp).
Uitsch. vers.
3 ... 5 ... 17 K: wanneer de collectortemperatuur de boiler-
zonnepomp
temperatuur met het hier ingestelde verschil onder-
schrijdt, is de solarpomp uit (min. 3 K kleiner dan Insch.
vers. zonnepomp).
Modulatie
Het rendement van de installatie verbetert, wanneer het
zonnepomp 2
temperatuurverschil op de waarde van het inschakeltem-
peratuurverschil wordt geregeld
( Insch. vers.zonnepomp 2).
▶ Activeer de "Match-Flow"-functie in het menu
Zonneparameter > Zonne-opbrengst/optimalisatie.
Opmerking: schade aan de installatie door een defecte
pomp!
▶ Schakel de toerentalregeling op de bedieningseenheid
uit, wanneer een pomp met geïntegreerde toerentalre-
geling is aangesloten.
Nee: de solarpomp voor het 2e collectorveld wordt niet
modulerend aangestuurd. De pomp heeft geen aansluit-
klemmen voor PWM of 0-10 V signalen.
PWM: de solarpomp (hoogrendementpomp) voor 2e col-
lectorveld wordt modulerend via een PWM-signaal aange-
stuurd.
0-10V: de solarpomp (hoogrendementpomp) voor het 2e
collectorveld wordt modulerend via een analoog 0-10 V
signaal aangestuurd.
Min. toerent.
5 ... 100 %: het hier ingestelde toerental van de geregelde
zonnep. 2
solarpomp 2 kan niet worden onderschreden. De
solarpomp 2 blijft net zolang op dit toerental, tot het in-
schakelcriterium niet meer geldt of het toerental weer
wordt verhoogd.
Insch. vers.
6 ... 10 ... 20 K: wanneer de collectortemperatuur de boi-
zonnepomp 2
lertemperatuur met het hier ingestelde verschil over-
schrijdt en aan alle inschakelvoorwaarden is voldaan, is de
solarpomp 2 actief (min. 3 K groter dan Uitsch. vers. zon-
nep. 2).
Uitsch. vers.
3 ... 5 ... 17 K: wanneer de collectortemperatuur de boiler-
zonnep. 2
temperatuur met het hier ingestelde verschil onder-
schrijdt, is de solarpomp 2 uit (min. 3 K kleiner dan Insch.
vers.zonnepomp 2).
Maximale
100 ... 120 ... 140 °C: wanneer de collectortemperatuur
collectortemp.
de hier ingestelde temperatuur overschrijdt, is de solar-
pomp uit.
Minimale
10 ... 20 ... 80 °C: wanneer de collectortemperatuur de
collectortemp.
hier ingestelde temperatuur onderschrijdt, is de solar-
pomp uit, ook wanneer aan alle inschakelvoorwaarden is
voldaan.
Vacuümbuizen
Ja: de solarpomp wordt tussen 6:00 en 22:00 uur elke
pompkick
15 minuten kortstondig geactiveerd, om de warme solar-
vloeistof naar de temperatuursensor te pompen.
Nee: pompimpulsfunctie vacuümbuiscollectoren uitge-
schakeld.
MS 200 – 6721819161 (2020/02)