48 | Nederlands
Instellingen
Instelling van de aanduiding middenlijn kiezen
U kunt vastleggen met welke nauwkeurigheid de positie van
de laserstraal op het ontvangstveld (1) als „in het midden"
wordt weergegeven.
De actuele instelling van de aanduiding middenlijn is op de
aanduiding ontvangstnauwkeurigheid (c) te zien.
Om de ontvangstnauwkeurigheid te wijzigen, drukt u zo vaak
op de toets instelling ontvangstnauwkeurigheid (18) tot de
gewenste instelling op het display verschijnt. Telkens bij het
drukken op de toets instelling ontvangstnauwkeurigheid ver-
schijnt gedurende korte tijd de betreffende waarde van de
ontvangstnauwkeurigheid in de tekstaanduiding (e).
De instelling van de ontvangstnauwkeurigheid wordt bij het
uitschakelen opgeslagen.
Geluidssignaal voor het aangeven van de laserstraal
De positie van de laserstraal op het ontvangstveld (1) kan
door een geluidssignaal aangegeven worden.
U kunt het volume wijzigen of het geluidssignaal uitschake-
len.
Druk voor het wisselen of uitschakelen van het geluidssig-
naal op de toets geluidssignaal (20) tot het gewenste volume
op het display verschijnt. Bij een laag volume verschijnt de
aanduiding geluidssignaal (g) op het display met één streep-
je, bij een hoog volume met 3 streepjes, bij uitgeschakeld
geluidssignaal verdwijnt de aanduiding.
Onafhankelijk van de instelling van het geluidssignaal is er
ter bevestiging van het feit dat de laserstraal voor het eerst
het ontvangstveld (1) raakt, een kort signaal met een laag
volume te horen.
De instelling van het geluidssignaal wordt bij het uitschake-
len van de laserontvanger opgeslagen.
Instellingsmenu
Instellingsmenu opvragen: druk tegelijkertijd kort op de
toets X‑as (16) en de toets Y‑as (15).
Instelling binnen een submenu wijzigen: druk ofwel op de
toets X‑as (16) of op de toets Y‑as (15) om tussen de instel-
lingen te wisselen. De laatst gekozen instelling wordt bij het
verlaten van het menu automatisch opgeslagen.
Submenu wisselen: druk kort op de toets Centre-Line-mo-
dus (17) om naar het volgende submenu te gaan.
Instellingsmenu verlaten: druk zolang op de toets Centre-
Line-modus (17) tot het instellingsmenu is beëindigd. Als al-
ternatief wordt het instellingsmenu ongeveer 10 s nadat
voor het laatst op een toets werd gedrukt, automatisch be-
ëindigd.
De volgende submenu's staan ter beschikking:
– Maateenheid van de aanduiding relatieve hoogte: bij
het opvragen van de maateenheid-menu's verschijnt de
actueel gekozen maateenheid in de tekstaanduiding (e),
de beschikbare maateenheden zijn in de aanduiding
maateenheid (d) erboven te zien.
– LED-richtingaanduidingen (LED): de 3 LED-richtingaan-
duidingen (2), (4) en (3) kunnen in helderheid gewijzigd
1 609 92A 596 | (25.10.2019)
of uitgeschakeld worden. De LED's branden telkens in de
gekozen instelling.
– Displayverlichting (LIT): de displayverlichting kan inge-
schakeld (groene LED brandt) of uitgeschakeld worden
(rode LED brandt).
– Geheugenfunctie laatste ontvangst (MEM): de aandui-
ding van de richting waarin de laserstraal het ontvangst-
veld heeft verlaten, kan ingeschakeld (groene LED
brandt) of uitgeschakeld worden (rode LED brandt).
Behalve de instelling van de displayverlichting worden alle
instellingen bij het uitschakelen van de laserontvanger opge-
slagen.
Functies
Centre-Line-modus (alleen met GRL 600 CHV)
(zie afbeelding C)
In de Centre-Line-modus probeert de rotatielaser automa-
tisch, door een op- en neerwaartse beweging van de rotatie-
kop de laserstraal op de middenlijn van de laserontvanger uit
de lijnen.
De laserstraal kan bij een horizontale positie van de rotatie-
laser met betrekking tot de X‑as van de rotatielaser, op de
Y‑as of op beide assen tegelijkertijd worden uitgelijnd (zie
„Hellingbepaling met Centre-Line-modus (zie afbeelding D)",
Pagina 49). Bij een verticale positie van de rotatielaser is
alleen een uitlijning op de Y‑as mogelijk.
Plaats de rotatielaser en laserontvanger zodanig dat de la-
serontvanger zich in richting van de X‑as of de Y‑as van de
rotatielaser bevindt. Moet de laserstraal op beide assen wor-
den uitgelijnd, plaats dan telkens een met de rotatielaser
verbonden laserontvanger in richting van de X‑ en Y‑as. Elke
laserontvanger moet zich binnen het draaibereik van ±8,5 %
van de rotatielaser bevinden.
Schakel de rotatielaser in de rotatiemodus in.
Voor het starten van de Centre-Line-modus voor de X‑as
drukt u op de toets Centre-Line-modus (17), voor het star-
ten voor de Y-as op de toets Centre-Line-modus (17) samen
met de toets Y‑as (15). Moet de laserstraal tegelijkertijd op
beide assen worden uitgelijnd, dan moet de Centre-Line-mo-
dus op elke laserontvanger apart worden gestart.
Na het starten van de Centre-Line-modus beweegt de rota-
tiekop op de rotatielaser op en neer. Tijdens het zoeken ver-
schijnt in de tekstaanduiding (e) CFX (X‑as) of CFY (Y‑as).
Als de laserstraal het ontvangstveld (1) ter hoogte van de
middenlijn van de laserontvanger raakt, dan verschijnt in de
tekstaanduiding (e) XOK (X‑as) of YOK (Y‑as) en de aandui-
ding middenlijn (h). Op de rotatielaser wordt de waarde van
de gevonden helling weergegeven. De Centre-Line-modus
wordt automatisch beëindigd.
Om de Centre-Line-modus te annuleren, drukt u op de toets
Centre-Line-modus (17) en houdt u deze ingedrukt.
Kon de laserstraal de middenlijn van de laserontvanger bin-
nen het draaibereik niet vinden, dan verschijnt in de tek-
staanduiding (e) ERR en alle LED-richtingaanduidingen
branden. Druk op een willekeurige toets op de rotatielaser of
op de laserontvanger om de Centre-Line-modus te annule-
ren. Plaats de rotatielaser en laserontvanger opnieuw, zodat
Bosch Power Tools