8.3.4
Referentiegas uit de drukgasfles
Voor een voldoende meetcapaciteit moet de referentiegasdruk minimaal 2 000 hPa +/- 150 hPa
boven de meetgasdruk liggen.
1. Gebruik bij een omvang van het meetgebied < 2 % een referentiegasleiding met volgende
eigenschappen:
– Kleine doorsnede, bijv. buisdiameter 1/16"
– Metalen materiaal, bijv. roestvast staal
2. Spoel de referentiegasleiding vóór inbedrijfstelling met referentiegas door.
3. Om lekverliezen te voorkomen controleert u de referentiegasleiding op dichtheid:
– sluit het ventiel aan de drukgasfles.
– Als de drukindicatie op de drukregelaar met niet meer dan 1 000 hPa/min daalt, is de
8.3.5
Doorstroming referentiegas controleren
1. Sluit de meetgasingang.
2. Leid vanuit de meetgasuitgang een slang met een binnendiameter van 4 mm in een met
water gevuld bekerglas.
3. Leid referentiegas in de analysemodule.
Het referentiegas moet langzaam met 1 tot 2 bellen per seconde door het water ontsnappen
(bij varianten met bestroomd compensatiecircuit 2 tot 4 bellen per seconde). Dan is de
doorstroming van het referentiegas voldoende.
8.3.6
Voorwaarden aan de meetgasingang
Voorkom condensatie van het meetgas in het gaskanaal door geschikte maatregelen.
Veldapparaat
Bedieningshandleiding, 05/2015, A5E35640457-02
gasaansluiting voldoende dicht.
Voor tweetraps drukregelaars mag de voordruk met niet meer dan 1 000 hPa/min dalen.
Inbedrijfstelling
8.3 OXYMAT 7
73