Installatie
Aansluiten
1
7
2
Electrische aansluitingen
De electrische aansluitingen mogen
uitsluitend door gecertificeerde bedrij-
ven worden aangesloten. Hierbij dienen
de (inter)nationale en lokale normen en
voorschriften in acht
genomen te worden.
De voeding van het toestel dient te
worden aangesloten middels een all-
polige hoofdschakelaar met een mini-
male contactafstand van 3 mm. Deze
schakelaar kan tevens worden gebruikt
om het toestel spanningsloos te maken
voor onderhoudswerk-zaamheden.
12
Gasaansluiting (1)
3
De gasaansluiting mag uitsluitend
door gecertificeerde bedrijven worden
aangesloten. Hierbij dienen de (inter)
nationale en lokale normen en voor-
schriften in acht genomen te worden.
Sluit de gasleiding van het systeem
spanningsvrij aan op de gas-
aansluiting (1) van het toestel. Er
dient een gasafsluiter direct achter
het toestel geplaatst te worden.
Een gasfilter (optioneel) kan direct op
het toestel worden aangesloten, alvo-
rens de gasleiding van het systeem te
monteren.
Rookgasafvoer (7)
Regelgevingen met betrekking tot
de constructie van rookgasafvoer-
systemen zijn per land zeer ver-
schillend. Bij aan-sluiten van de
rookgasafvoer van het toestel die-
nen alle lokaal geldende voor-
schriften ten behoeve van rookgas-
afvoersystemen in acht genomen te
worden.
Alle kabels kunnen via de doorvoering
aan de achterzijde van de ketel (10)
door de kabelbalk (11) geleid worden
tot in het aansluit- paneel (12) aan de
voorzijde van het toestel.
Sluit alle kabels aan op de klemmen-
strook, zie electroschema (in envelop
aan achterzijde van het toestel) voor de
betekenis van de aanwezige klemmen.
11
Sluit de rookgasafvoerbuis aan op de
aansluiting (7) van het toestel, maak
hierbij uitsluitend gebruik van afvoer-
systemen met een naadloze aanslui-
ting. Een aparte condensafvoer voor
het rookgasafvoersysteem is niet nood-
zakelijk, aangezien het conden-saat via
de sifon van het toestel afge-voerd kan
worden. Let op volgende punten:
Gebruik van RVS of kunststof (PPS)
rookgasafvoersystemen wordt aanbe-
volen
De diameter van het rookgasafvoer-
systeem dient te worden berekend
volgens de geldende lokale normen.
De lengte van de rookgasafvoerbuis
dient zo kort mogelijk gehouden te
worden (zie palnningsdocumentatie
voor maximale afvoerlengte)
Horizontale afvoerdelen dienen onder
een afschot van tenmiste 3º te wor-
den gemonteerd
Luchtinlaat (3)
De luchtinlaat kan worden aangesloten
wanneer het toestel als gesloten uitvoe-
ring wordt gebruikt. Verwijder de afdek-
plaat (3) en sluit de aanzuigbuis aan op
de aansluiting in de ketel. De diameter
van de inlaatbuis dient, samen met de
rookgasafvoer, berekend te worden
volgens de geldende lokale voorschrif-
ten. De totale weerstand van rook-
gasafvoer en luchtinlaat mag niet groter
zijn dan de maximaal toelaatbare weer-
stand (zie hoofdstuk "Technische gege-
vens").
Wanneer het toestel als open toestel
wordt geïnstalleerd, dient er een lucht-
inlaatbuis met verticaal leidingdeel tot
boven het toestel te worden aangeslo-
ten.