6.4
EERSTE ONTSTEKING,
Na de elektrische aansluitingen en de afdichting ven de hydraulische ver-
bindingen nagekeken te hebben, de luchtdrukschakelaar op zijn minimum
plaatsen.
Verbind de manometer met het gasdrukmeetpunt aan de branderkop (M3,
fig. 7 pag. 7).
In de volgende tabel zijn de instellingen voor de ontsteking weergegeven
met betrekking tot een brander op methaangas.
De verwijzingswaarden zijn:
– het vermogen bij de ontsteking;
– de vooringestelde positie van de luchtklep (NOK III);
– de vooringestelde positie van de stelschroef van het 0 PUNT van de gasstraat;
– het te gebruiken model gasstraat.
Vermogen bij
de ontsteking
TYPE
kW
÷
916M
26
33
÷
917M
48
83
÷
918M
68
110
÷
917M
48
83
÷
918M
68
110
N
Afstellen op waarden in de buurt van het begin van de schaal (-1,5).
1 - In functie van het maximaal vereiste vermogen de verbrandingskop regelen zoals aangegeven op pag. 10.
2 - Selecteer de handmatige modus "MAN" en stel de NOK III van de servomotor en de stelschroef van
het 0 PUNT in zoals aangegeven in de tabel, start dan de brander.
3 - Nadat de brander ontstoken is moet de servomotor met de hand naar de positie voor de tweede vlam
gebracht worden door op de schakelaar (+) te drukken. Controleer ondertussen de stabiliteit van de
vlam: Als de vlam instabiel blijkt, verhoog of verlaag dan de afstelling van de stelschroef van de GAS/
LUCHT VERHOUDING iets tot aan het maximaal gewenste vermogen en correcte CO
de rookgassen, stel dan de nok I af op de door de servomotor bereikte waarde.
4 - Breng de servomotor met de hand naar de positie voor de eerste vlam door op de schakelaar (-) te
drukken. Controleer de verbranding en gebruik, indien nodig, alleen de stelschroef voor het 0 PUNT
om correcte CO
waarden in de rookgassen te verkrijgen.
2
5 - Als het vermogen van de eerste vlam gewijzigd moet worden, gebruik dan de NOK III.
Alle wijzigingen van de stelschroef van het 0 PUNT doen ook het maximale gasdebiet variëren.
6 - Breng de servomotor nogmaals op de maximale opening en controleer opnieuw het maximale vermo-
gen, met behulp van de stelschroef van de GAS/LUCHT VERHOUDING.
7 - Draai de servomotor nogmaals in de positie van de eerste vlam en stel opnieuw het vermogen af, door
alleen de stelschroef van het 0 PUNT te gebruiken.
8 - Herhaal de handelingen (6) en (7) totdat de stelschroeven van de GAS/LUCHT VERHOUDING en van
het 0 PUNT niet meer bijgesteld hoeven te worden.
9 - Controleer de verbrandingswaarden op gemiddeld vermogen en stel, indien nodig, de stelschroeven
van de GAS/LUCHT VERHOUDING en van het 0 PUNT nogmaals bij.
Ten einde, na gecontroleerd te hebben of de brander een goede ontsteking en een goede stabiliteit
van de vlam heeft, de automatische werking selecteren door de keuzeschakelaar in de stand "AUT" te
zetten: de modulatie vindt plaats tussen de ijkstand van de NOK III en die van de NOK I.
2891
(zie fig. 13 en fig. 5 pag. 6)
Afstelling
Afstelling
NOK III
0 PUNT
Streepje nr.
Streepje nr.
÷
20°
30°
÷
30°
40°
÷
30°
35°
÷
30°
40°
0,1
÷
30°
35°
-0,7
Afstelling GAS/LUCHT
VERHOUDING
Streepje nr.
N
In functie van het maxi-
N
male vermogen
N
÷
0,25
In functie van het maxi-
÷
male vermogen
-0,5
12 NL
Fig. 13
+
AUT
-
MAN
D4468
GASSTRAAT
Model
CG 120
CG 220
CG 220
MBC - 300 - VEF
MBC - 700 - VEF
waarden in
2