s-MEXT G00
2.5.1
ELEKTRISCHE VOEDING VAN DE APPARATEN
Gebruik een meerpolige geleider met een beschermmantel. De doorsnede van de kabel
hangt af van het maximale stroomverbruik van het apparaat (A) zoals getoond op het
betreffende elektrische schema.
Gebruik voor het invoeren van de elektrische kabel in het apparaat de door de fabrikant in
het onderstel aangebrachte kabeldoorvoeren (model UNDER/OVER).
Gebruik de staander aan de binnenkant van het apparaat om de kabel met kabelbanden
vast te zetten. Rechtstreeks aanraken van hete of scherpe oppervlakken moet voorkomen
worden.
Sluit de kabel aan op het klemmenblok van de scheider van de deurvergrendeling en op de
aardklem.
De voedingskabel mag niet in de kabelgoten van het apparaat gelegd worden.
De schakelkast moet altijd aan de bovenkant van het apparaat geplaatst
worden zoals getoond in de figuren.
UNDER
Meerpolige voedingskabel
(niet meegeleverd)
2.5.2
ELEKTRISCHE HULPVERBINDINGEN
Het bedienings- en controlecircuit is in de elektrische schakelkast afgetakt van het
stroomcircuit.
De hulpverbindingen bevinden zich in het klemmenblok in de elektrische schakelkast van
het apparaat.
Uit te voeren aansluitingen:
•
Aansluiting van de PAC-IF op de condensatie-unit Mr.Slim. Hieronder worden de
kenmerken van de kabel vermeld
o kabel: afgeschermd
o aantal kabelparen: twee
o kabeldoorsnede: min. 0,3 mm2
o maximaal toegestane lengte: 120 m
•
Inschakeling van buitenaf (voor alle series - spanningsvoerend contact)
•
Algemeen alarm 1 en algemeen alarm 2 (voor alle series - afgetakt spanningsvrij
contact)
•
Rook/vuuralarm (voor alle series)
•
Alarm leak detector
Er wordt geadviseerd om de hulpverbindingskabels gescheiden van eventuele
stroomkabels aan te leggen. Wordt dit niet gedaan is het verstandig om afgeschermde
kabels te gebruiken.
2.6
LUCHTVERBINDINGEN
De afmetingen van de kanalen moeten bepaald worden tijdens het ontwerp van de
installatie.
INFORMATIE
Voor de bouwgrootte F3 Over moet een leiding aangelegd worden
die aan de bovenkant via de voorkant geïnspecteerd kan worden
indien het nodig is om de centrifugaalventilator voor de
luchtbehandeling te verplaatsen (eruit te nemen) .
UM_s-MEXT_G00_01_Z_01_20_ML
LUCHTUITTREDEKANAAL APPARATEN OVER
OVER
2.6.1
Luchtuittredekanaal (niet
meegeleverd)
Bevestig het luchtuittredekanaal aan de
trillingsdempende koppeling zoals
getoond in de figuur
(bevestigingssysteem niet
meegeleverd). Plaats er een afdichting
tussen zoals aangegeven in de figuur
(niet meegeleverd).
Trillingsdempende koppeling (niet
meegeleverd).
De trillingsdempende koppeling voorkomt het
overbrengen van trillingen op de kanalen.
Bovenste frame van het
apparaat
Bevestig de trillingsdempende
koppeling met zelftappende
schroeven aan het frame van het
apparaat zoals aangegeven in
de figuur.
Plaats er een afdichting tussen
zoals aangegeven in de figuur
(niet meegeleverd).
2.6.2
De waarden van de nuttige, nominale en maximale statische druk van het
apparaat zijn aangegeven in het betreffende technische bulletin.
De drukverliezen in de kanalen moeten minimaal zijn omdat hoge waarden een stijging van
het stroomverbruik van de ventilatoren teweegbrengen.
66
Luchtuittredekanaal
Trillingsdempende koppeling
Frontpaneel
Profiel voor
bevestiging van
het
luchtuittredekanaal
Profiel voor bevestiging van luchtuittredekanaal
BEVESTIGING VAN LUCHTUITTREDEKANAAL (MODEL OVER)
Ruimte
F1
510
A
mm
410
B
mm
VERPLICHTING
Voorkom dat het gewicht van het kanaal het steunprofiel van het
apparaat belast
BEVESTIGEN VAN KANAAL
Afdichting
Afdichting
Paneel van het apparaat
Frame van het apparaat
VERPLICHTING
Voorkom dat het gewicht van het kanaal het steunprofiel van
het apparaat belast
LUCHTZIJDIGE DRUKVERLIEZEN
VERTALING VAN DE OORSPRONKELIJKE HANDLEIDING
Nederlands
F2
F3
910
910
410
800