NL
16 en afb. 17).
• Draai de knop niet helemaal los!
• Pas op de plaats van uw handen tijdens het in-
klappen zodat uw handen niet bekneld raken.
• Tijdens het vervoeren moet de onderste knop
(ref. H) helemaal vast gedraaid worden om te
vermijden dat los komt en dat je deze kwijt raakt,
waardoor het niet meer mogelijk is om de trainer
op de gewenste hartafstand tussen de wielen vast
te zetten.
Zet de veiligheidsknop (Ref. L) in de blokkeerstand
"O" (Afb. 18).
NB: de veiligheidsknop (Ref. L) functioneert alleen
als de hartafstand tussen de wielen op het mini-
mum ingesteld is.
2) De rollen functioneren beter met banden waar-
van het loopvlak glad is. Als u een mountain bike
gebruikt kunt u het beste de bijbehorende band
door een gladde band vervangen om het gelu-
idsniveau te verlagen en de stabiliteit te vergroten.
3) Voor beginners moet de rol in een ingang of
in de buurt van een stabiel voorwerp geplaatst
worden om steun te hebben terwijl u het nodige
evenwicht ontwikkelt.
4) Controleer of de Quick-Motion op een vlakke
ondergrond staat.
5) Het oscillerend systeem garandeert maximale
functionaliteit op een harde ondergrond.
6) De Quick-Motion beschikt over 3 weerstandsni-
veaus: "1" minimum weerstand, "2" gemiddelde
weerstand, "3" maximum weerstand" (Afb. 19).
Stel de gewenste weerstand in door de schuif op
de gewenste weerstandswaarde te zetten. Als u
meer behendigheid op de rol krijgt kunt u ook de
verschillende versnellingen van de fiets gebrui-
ken om van weerstandsniveau te veranderen.
7) Begin met het instellen van de weerstandsunit
op de minimum weerstand "1".
Stel een tussenversnelling in en begin met fiets in
het midden van de rollen, zo verticaal mogelijk. Is
het de eerste keer voor u dan kan het makkelijker
voor u zijn om het zadel iets lager te zetten zodat
het gemakkelijker is om de fiets in de verticale
positie te houden.
8) Begin te trappen en kijk vooruit, net alsof u
op de weg rijdt. Ook als u instinctief de neiging
heeft om naar het voorwiel te kijken, kunt u uw
evenwicht beter bewaren en beter "in een rechte
lijn" trappen als u uw blik richt op een voorwerp
36
!OPGELET!
dat zich 2,5 – 4 meter (10-15 voet) voor u bevindt.
9) Als u begint om over te leunen of naar één kant
van de rollen schuift, moet u uw houding corrige-
ren door heel lichte stuurbewegingen te maken.
Als u te grote stuurbewegingen maakt verliest u
uw evenwicht en komt u voorbij de kant van de
rollen terecht.
10) Een hoog en gelijkmatig trapritme aanhouden
helpt u om in evenwicht te blijven op de rollen
dankzij het gyroscopische effect van de snelheid
van de wielen.
11) In het begin zal het trappen op de rollen en
gevoel van instabiliteit geven en door het stuur te
heftig te bewegen of met een zwaar ritme te trap-
pen kunt u de macht over de fiets verliezen. Dit
is het grote voordeel van rollen ten opzichte van
standaard trainingsapparaten. De rollen zullen u
leren hoe u de beweging van het bovenste gedeel-
te van uw lichaam moet verminderen en hoe u een
gelijkmatig trapritme kunt houden.
12) Zodra u zich vertrouwd gemaakt heeft met de
Quick-Motion kunt u van weerstandsniveau ve-
randeren door de weerstandsschuif in stand "2"
(Ref. E) of "3" (Afb. 17) te zetten.
13) Gebruik om te stoppen niet de remmen van de
fiets. Zet uw voet op het achterste plateau aan de
tegenovergestelde kant van de weerstandsschuif
(Ref. E) van de Quick-Motion en wacht totdat de
fiets tot stilstand komt.
NB: om de maat van de hartafstand te veranderen
wordt geadviseerd om de trainer uit te klappen, de
drijfriem los te zetten en de riem uit de geleider
te nemen.
!OPGELET!
• Controleer telkens vóór gebruik of de riemen
goed op de betreffende plaatsen aan het uiteinde
van de rollen aangebracht zijn. Het product ge-
bruiken terwijl de riemen niet goed op de betref-
fende plaatsen aangebracht zijn kan beschadiging
van de riemen en het product tot gevolg hebben.
• Als de trainer lange tijd gebruikt wordt met een
grote fietsmaat en/of een grotere hartafstand dan
1044 mm, dan kan het gebeuren dat de juiste aan-
drijving door de riem niet gegarandeerd kan wor-
den indien de trainer daarna met een kleine fiets-
maat en/of een kleinere hartafstand dan 1044 mm
gebruikt wordt. In dat geval moeten er nieuwe
drijfriemen gemonteerd worden (zie paragraaf 6)
Vervangen van de riemen).