Eventuele toegevoegde gevoelige elementen van de
controle- en veiligheidsinrichtingen van de installatie,
temperatuurvoeler, drukregelaar, thermostaatvoeler
enz., moeten op de toevoerleiding zijn geplaatst op
minder dan 40 cm. afstand van de achterwand van de
behuizing van de verwarmingsketel. (zie afb. 7).
2.6 Aansluiting op het rookkanaal
De verbindingsleiding naar het rookkanaal moet een diameter hebben die niet kleiner is dan die
van de aansluitleiding op de trekonderbreker. Vanaf de trekonderbreker moet de leiding minstens
een halve meter verticaal lopen. Voor de dimensionering en de plaatsing van de rookkanalen en de
verbindingsleiding moeten de geldende voorschriften worden gevolgd.
De diameters van de buisklemmen van de trekonderbreker zijn weergegeven in de tabel op afb. 2.
2.7 Installatie van de modulaire generatoren
DE INSTALLATIE MAG UITSLUITEND DOOR GESPECIALISEERD EN SPECIFIEK OPGELEID
PERSONEEL WORDEN UITGEVOERD, MET INACHTNEMING VAN ALLE INSTRUCTIES UIT DE
ONDERHAVIGE TECHNISCHE HANDLEIDING, DE BEPALINGEN VAN DE GELDENDE WETGEVING,
DE VOORSCHRIFTEN VAN DE UNI- EN CEI-NORMEN EN EVENTUELE LOKALE NORMEN, EN
VOLGENS DE REGELS VAN GOEDE TECHNIEK.
Algemene waarschuwingen
Het is raadzaam om tussen de verwarmingsketel (module) en de installatie afsluitkleppen te plaatsen
die de verwarmingsketel zo nodig van de installatie kunnen isoleren. In dit geval moet iedere
verwarmingsketel zijn uitgerust met een veiligheidsklep die op de toevoerleiding werkt.
Indien de toevoer- en afvoerleidingen van de installatie een zodanig traject volgen waardoor
op enkele punten luchtbellen kunnen ontstaan is het wenselijk op deze punten een luchtklep
te installeren.
Het temperatuurverschil van het verwarmingswater, en dus het temperatuurverschil
uitlaat- en retourleidingen van de installatie, moet lager zijn dan 20 °C. Dit om condensvorming in de
verwarmingsketel en daaruit voortvloeiende schade te voorkomen.
Voer de verbrandingsproducten af door een schoorsteen met een doorsnede die voldoet aan
de geldende voorschriften en die in elk geval niet kleiner is dan het verbindingsstuk met de
rookverzamelleiding van de modulaire generatoren. Zie de tabellen op de afb. 8 en 9 indien u
verzamelleidingen voor de rookafvoer wilt gebruiken.
Alle verbindingsstukken tussen de verwarmingsketel en de schoorsteen moeten lekdicht zijn.
Het debiet van de gasmeter moet voldoende zijn voor het simultane gebruik van alle generatoren
die daarop zijn aangesloten.
Sluit de verschillende verwarmingsketels zodanig aan dat hun leidingen niet gespannen staan.
Sluit de gasleidingen van de afzonderlijke generatoren aan volgens de geldende bepalingen.
40
Pegasus F2 N 2S
Uitlaatopening
40 cm max.
Retouropening
afb. 7
tussen de