Pegasus F2 N 2S
1.3 Aan- en uitzetten
Aanzetten
• Open de gaskraan stroomopwaarts van de verwarmingsketel.
• Sluit de schakelaar of steek de eventuele stekker stroomopwaarts van de verwarmingsketel
in het stopcontact.
• Zet de schakelaar van de verwarmingsketel "8" in de stand 1 (afb. 1).
• Zet de knop "7" op de gekozen temperatuur en de knop van de eventuele omgevingsthermostaat op
de gewenste temperatuur. De brander gaat nu branden en de verwarmingsketel begint automatisch te
werken, waarbij deze gecontroleerd wordt door zijn regel- en veiligheidssystemen.
• Indien de verwarmingsketel wordt uitgerust met een thermostatische elektronische besturingseenheid
die op de positie 1 van afb. 1 is gemonteerd, moet de gebruiker ook rekening houden met de
aanwijzingen van de fabrikant zelf.
Als na een correct uitgevoerde ontsteking de branders niet gaan branden en het knop-
blokkeerlampje "6" aangaat, dient u ongeveer 15 seconden te wachten en vervolgens op de
bovengenoemde knop te drukken. Als de besturingsinrichting van de vlamcontrole hersteld
is, zal hij de ontstekingscyclus herhalen. Als ook na enkele pogingen de branders niet gaan
branden, raadpleeg dan de paragraaf storingen.
In het geval de elektrische voeding naar de verwarmingsketel wordt onderbroken terwijl
deze in werking is, zullen de branders uitgaan en weer automatisch aangaan bij de terugkeer
van de voedingsspanning.
Uitzetten
Sluit de gaskraan stroomopwaarts van de verwarmingsketel, zet de knop "8" op 0 en sluit de
stroomtoevoer van het apparaat af.
Om schade door vorst te voorkomen tijdens lange pauzes in de winterperiode, is het raadzaam
al het water in de verwarmingsketel en de installatie af te tappen of de verwarmingsinstallatie
te vullen met een speciaal antivriesproduct.
De schakelaar van de verwarmingsketel 8 heeft 3 standen "0-1-TEST"; de eerste twee hebben
de functie de ketel aan- of uit te zetten, de derde, instabiel, mag alleen gebruikt worden voor
service- en onderhoudsdoeleinden.
1.4 Afstellingen
Regeling van de temperatuur van de installatie
Als u de knop 7 op afb. 1 met de klok meedraait, neemt de temperatuur van het verwarmingswater
toe, en tegen de klok in neemt hij af. De temperatuur kan worden gevarieerd van een minimum
van 30° tot een maximum van 90°. Wij raden u in elk geval aan de verwarmingsketel niet onder
de 45° te laten werken.
Regeling van de omgevingstemperatuur (met optionele omgevingsthermostaat)
Stel met behulp van de omgevingsthermostaat de gewenste temperatuur voor de vertrekken in. Op
commando van de omgevingsthermostaat slaat de verwarmingsketel aan en brengt hij het water op
de temperatuur die door de regelthermostaat van de verwarmingsketel 7 op afb. 1 is ingesteld. De
generator slaat uit wanneer de gewenste temperatuur in de vertrekken is bereikt.
Als er geen omgevingsthermostaat aanwezig is, zorgt de verwarmingsketel ervoor dat de door de
regelthermostaat van de verwarmingsketel ingestelde temperatuur in stand wordt gehouden.
Regeling van de hydraulische druk van de installatie
De vuldruk bij een installatie in de ruststand, afgelezen van de hydrometer van de verwarmingsketel
2 op afb. 1, moet ongeveer 1,0 bar bedragen. Indien de druk van de installatie tijdens de werking
daalt tot waarden onder het hierboven beschreven minimum (door verdamping van de in het water
opgeloste gassen), moet de gebruiker hem met behulp van de vulkraan weer terugbrengen tot de
beginwaarde. Sluit de vulkraan altijd na deze handeling.
35