7.2 Analoge uitgang
Wilt u de universele uitgang als USB-interface toepassen? Configureer dan via het uitgebreide
configureermenu de uitgang <SEt Out> op Out = dAC. Op de bus van de universele uitgang
kunt u een analoge spanning van 0 V of 1 V afnemen. Via dAC.0 en via dAC.1 kunt u de
analoge uitgang zeer eenvoudig schaalbaar maken. Daarbij moet u erop letten dat u de
analoge uitgang niet te zwaar belast. Anders raakt de uitgaande waarde vervalst en neemt
het stroomverbruik van het meetinstrument navenant toe. Belastingen tot ca. 10 kΩ vormen
geen bezwaar.
Onderschrijdt de uitlezing de via dAC.0 ingestelde waarde? Dan wordt een spanning van
0 V uitgevoerd. Overschrijdt de uitlezing de via dAC.1 ingestelde waarde? Dan wordt een
spanning van 1 V uitgevoerd.
In geval van een storing (Err.1, Err.2, etc.) verschijnt op de analoge uitgang een spanning van
iets meer dan 1 V.
8 Justeren van het meetinstrument
Via de functies 'Offset' (nulpuntverplaatsing) en 'Scale' (schalen) kunt u de temperatuuring-
ang justeren. Gebruik daartoe uitsluitend betrouwbare referenties zoals ijswater of geregelde
precisiebaden. Hebt u gejusteerd? Dan wordt na inschakeling van uw meetinstrument >Corr<
uitgelezen.
• Uitsluitend 'Offset'-correctie: Getoonde waarde = gemeten waarde minus
nulpuntverplaatsing
• Correctie van offset en stijging: Uitlezing = (gemeten waarde – OFFS) *
(1 + SCAL / 100)
SD_305_pH/ORP_1 04/2021
165